Het Antwerpse Trix mag dan bij het brede publiek bekendstaan als een thuishaven van rock en aanverwanten, dankzij Sound in Motion kon de jazzliefhebber van Antwerpen en verder weg al enkele malen in het café van de club terecht voor een stevige scheut improv. In die traditie stond ook het duo van Dave Rempis en Tim Daisy op het podium, maar eerst wachtte het publiek Sweet Defeat: een band die niet zomaar in het Sound in Motion-plaatje past.

Het optreden van Sweet Defeat begon met de nodige vertraging. Cellist Lode Vercampt kon immers door het tegenlicht zijn partituren niet lezen, een euvel dat verholpen werd door een vrijgevige bezoekster die met plezier een klein cliplampje uitleende. Partituren die een essentiële rol spelen op een concert van  Sound in Motion, waar gaat de wereld naartoe?

Waar Vercampt, rietblazer Tom Wouters (Flat Earth Society) en gitarist Bert Dockx (Flying Horseman, Dans Dans) naartoe gingen werd meteen duidelijk toen deze laatste een rockriff neergooide waarop zijn kompanen een unisonomelodie drapeerden. Gezocht hoekig klonk die niet, maar enkele rake haken en ogen maakten meefluiten wel tot een hachelijke onderneming.

Sweet Defeat (foto: Jan Doggen)
Sweet Defeat (foto: Jan Doggen)
Daarmee was de toon voor het concert gezet. Afwisselend filmisch, cartoonesk en wat rockerig, maar steevast speels en licht dartelden de drie door de composities, waarbij verschillende allianties ontstonden. Nu eens vonden gitaar en sax elkaar, dan weer trokken cello en klarinet aan hetzelfde zeel en af en toe ontstond er een volwaardig driestemmig contrapunt waarbij iedereen een eigen weg ging. De composities bleken meer dan vehikels voor improvisaties, want ondanks de vrijheid die vooral Wouters en Dockx namen, bleef de focus van het concert liggen op de uitgeschreven muziek.

Dit vertaalde zich duidelijk in de harmonisatie waarin de klassieke tonaliteit af en toe een kleine deuk opliep. Net als in de bescheiden ritmische weerbarstigheid gingen de drie nergens echt over de schreef, maar de lichtjes wringende harmonisatie bracht de wereld van de klassieke muziek wel net iets dichterbij.

Bij de inzet van ‘The True Artist Who Forgot to Work’ werden de kronkelende melodieën even on hold gezet, althans in het begin. In plaats van een dwars geknoopte lijnen ging de begeleiding van de pizzicato-cello vergezeld van exact getimede vlagen gitaar en klarinet. Na deze intro was het woord echter opnieuw aan de net niet gelijkmatig huppelende melodieën die familiebanden hadden met de scores bij oude zwart-wit slapstick.

Immer vrolijk laveerde Sweet Defeat verder tussen vooroorlogse jazz,  tegendraads huppelende marsen en de zwoele bottleneck-warmte van Dockx’ eigen Flying Horseman.  Echt eclectisch werd het echter pas daarna met ‘Epiphany Stroke’. Het in eerste instantie nu wél hoekigere ritme ging over in een barokke cellopartij waarop Dockx open akkoorden uitspreidde. De theatrale zang van Wouters die voor de laatste stap tekende, bleek echter minder noodzakelijk. Dat hij nog steeds geen vanzelfsprekend zangtalent is, was daarbij niet zo erg, wel dat zijn dramatisch-cabareteske tussenkomsten, hier en elders, moeilijk te rijmen waren met de doorgaans ambitieuze stukken van Sweet Defeat.

Die waren bij momenten zelfs erg goed uitgewerkt, zoals te horen was in ‘The Vomitting Beauty’. Het melodische thema mocht aanvankelijk vrij en meditatief vloeien tot Dockx door een haakse begeleiding de context veranderde. Verder in het verloop werd het muzikale materiaal geparafraseerd, waardoor de compositie een coherent geheel bleef, ondanks de op het eerste zicht dominante muzikale veranderingen. Dit soort uitwerkingen, gaf aan dat Sweet Defeat meer was dan een zijprojectje van enkele al druk bezette muzikanten.

Jammer genoeg sneeuwde deze muzikaal verdienstelijke benadering geleidelijk aan onder. Het beperkte geluid van het trio en de al even herkenbare manier van componeren, lieten geen spanningsboog van een hele set toe. Na enkele nummers leek het verhaaltje, ondanks de goed gemikte uitwerking, uitverteld, waarna Sweet Defeat in de schemerzone tussen jazz en klassiek bleef ronddobberen. En laat dat nu net heel gevaarlijk vaarwater zijn, waar “voor elk wat wils” al snel “noch vis noch vlees” wordt.

Van die vaagheid was geen spoor te bekennen bij The Rempis/Daisy Duo. Als om maar meteen de kaarten op tafel te gooien, sloegen beide heren de aanloop over en stortten ze zich meteen in het energieke vaarwater. Dat moet kunnen bij twee muzikanten die al meer dan anderhalf decennium samenspelen, al brachten de twee met ‘Second Spring’ eerder dit jaar, pas een tweede cd uit.

The Rempis/Daisy Duo (foto: Jan Doggen)
The Rempis/Daisy Duo (foto: Jan Doggen)
De duoformule is voor Rempis en Daisy duidelijk vooral een live-gebeuren, wat ook niet zonder gevaren is. Van jarenlang samenspelen moet er wel sleet op de relatie komen en daarom laten Rempis  en Daisy hun samenwerking ook geregeld rusten. Die onthouding werkt duidelijk, want wat de twee in Antwerpen lieten horen, was een indrukwekkende mix van aanvoelen en verrassen. Essentieel daarbij was de gedoseerde aanpak van beide muzikanten. Rempis schrok er niet voor terug om stevig aan te blazen en enkele keren de stratosfeer in te schieten, maar bruut geweld werd het nooit. Daarvoor hield hij zijn geluid en de muzikale ontwikkeling te goed onder controle. Met sprekend gemak kon hij terugplooien naar melodisch materiaal dat niet in het ijle begon te zweven, maar duidelijk geprofileerd klonk, met motieven die herhaald en gevarieerd werden. Meer dan eens leken die aanleiding te geven tot een groovy geluid, maar daar stak Daisy telkens een stokje voor.

Voor deze man geen herhaalde ritmes, maar een percussiespel dat bulkte van de details in ritme en kleur. In hyperactieve gedaante raasde hij over zijn drumkit en het meegesleurde kleine percussiewerk waarbij hij nooit de elegantie opgaf. Door het goed getimede gebruik van cimbalen en toms bracht hij bij momenten een scheut latin in de muziek, zonder dat die invloed echt mocht doorbreken. Dit aan Art Blakey verwante geluid werd afgewisseld met passages waarin de toms als pauken klonken. Het effectje was voor Daisy echter niet genoeg, want met het tijdens het spelen verstemmen van de toms en het druk zetten op de vellen, manipuleerde hij niet alleen de kleur, maar ook de toonhoogte, waardoor zijn drumspel nog een laag extra kreeg.

De flexibiliteit die de twee aan de dag legden in hun eigen manier van spelen, wisten ze bovendien ook over te zetten op het samenspel, waardoor er op twee sporen geopereerd werd. Niet alleen het eigen muzikale materiaal werd ontwikkeld, ook de interactie stond op een hoog niveau. Een kleine hint van een van de twee was voldoende om de andere mee te sleuren in een muzikale koerswijziging: nu eens bescheiden, dan weer wat duidelijker, waardoor de muziek een heel andere kant op sprong. Nog straffer waren de momenten waarop de twee haast op hetzelfde moment een bocht maakten. Dynamische contrasten of ritmische idioomwisselingen klonken dan alsof ze op voorhand afgesproken hadden wat er wanneer moest gebeuren.

In enkele stevige lappen muziek raasden Daisy en Rempis over en langs het publiek dat niet de kans kreeg om naar adem te happen. Dat de twee iedereen onder lichte dwang bij de les hielden, had minder te maken met het testosteron in het geluid, dan wel met de continue beweging en het muzikale evenwicht dat ze daarbij wisten te bewaren. Wat vertrok vanuit een imposant klankbeeld, klaarde later in verschillende stapjes uit tot fijne geluidskunst met Daisy die zich beperkte tot klein percussiewerk en Rempis die zijn volle toon aan de kant liet ten voordele van hoog tsjilpen. Vanuit dit soort verstilde passages zochten de twee zich dan een weg naar weer andere werelden en dat zonder aan de noodrem van de drastische breuken te moeten trekken. Ook oude muzikale liefde roest duidelijk niet. 

 

Meer over The Rempis/Daisy Duo, Sweet Defeat


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.