Dit jaar viert het trio Sonore haar tienjarig bestaan, want hoewel het samenspelen tussen Peter Brötzmann, Ken Vandermark en Mats Gustafsson ettelijke jaren verder teruggaat, was het “pas” in 2002 dat ze als trio naar buiten traden. Het debuut ‘No One Ever Works Alone’ was meteen een dijk van een album waarop de drie hun beste spel etaleerden, maar vooral als eenheid naar voor kwamen.

Een decennium later is de muziek van Sonore nog steeds uit dat voortreffelijke hout gesneden, zoals ‘Cafe Oto/London’ laat horen. Het samenspel en de verstandhouding is opnieuw zo vanzelfsprekend, dat het bijna verdacht wordt. Nu eens veruitwendigt zich dat in een gelaagdheid waarbij elke blazer zijn eigen tessituur, geluid en ritmisch patroon laat horen. Dan weer trekken ze naar elkaar toe, zodat het onderscheid tussen de uiteenlopende rietblazers (van baritonsax tot klarinet) uitgewist wordt. Vooral Gustafsson slaagt er door zijn technische beheersing in zijn collega’s in te halen, zelfs wanneer die op uiterst wendbare klarinetten bezig zijn.

De steeds herhaalde beweging van aantrekken en afstoten, vervloeien en polyfoon spel kleurt het hele album. Het geluid van de drie kan gaaf, dan weer verstoord klinken. Af en toe spelen ze tegen elkaar op, maar zwaar armworstelen is er niet bij. Integendeel, het is in het attent spelen dat de kwaliteiten van de drie zwaargewichten van de freejazz het best tot uiting komt. Er moet maar een iemand een kleine beweging maken, of de anderen zitten hem al op de huid. Bovendien duiken hier en daar zelfs momenten van galanterie op: een duo maakt sympathiek plaats plaats voor de derde, een plotse en gezamenlijke verbreding zorgt voor ruimte, vraag- en antwoordstructuren worden hoorbaar in het afsluitende ‘OTO’ en helemaal naar het einde van deze track wordt er zelfs een citaat van Kabalevsky’s ‘The Clown’ uitgeperst. Het is maar wachten tot iemand de freejazzpolitie belt.

De tijd dat vooral ouderdomsdeken Brötzmann als uithangbord van het trio kon dienen, lijkt voorbij. Meer dan eens wordt duidelijk dat hij niet het klankpallet van zijn jongere collega’s heeft. Bijgevolg zit hij vaker in dezelfde vijver te vissen, zeker wanneer hij naar de jankerige tarogat grijpt. Dat Vandermark daarentegen van raszuiver melodisch naar getormenteerd kan schuiven, is geen geheim en ook hier weer hoorbaar. Het meest opvallend is echter Gustafsson, die enige die de hele plaat aan hetzelfde instrument vasthoudt. Meer dan ooit kan hij de weerbarstige baritonsax laten doen wat hij wil. De lichtheid waarmee hij aansluit bij zijn collega’s staat daarbij in scherp contrast met de metalige of kapotte klank die hij elders tevoorschijn tovert. Het meest indrukwekkende is echter de vlotheid waarmee hij van tessituur en dynamiek wisselt, waardoor hij muzikaal opvallend interessanter wordt dan in sommige van zijn eigen projecten.

‘Cafe Oto/London’ is met veertig minuten en vier tracks geen lange cd: kwaliteit primeert op kwantiteit. Het hoogtepunt is ‘Le Chien Perdu’: acht minuten glashelder en organisch samenspel dat stijf staat van de muzikale processen. Gustafsson zet fysiek veeleisend in met grote contrasten in dynamiek en toonhoogte. Later bepalen de klarinetten het klankbeeld, waarbij de muziek soms haast in een WO II-sfeertje belandt en het alleen nog wachten is tot de Andrew Sisters ‘Don’t Sit Under the Apple Tree’ inzetten. Brötzmann en Vandermark geraken helemaal vervlochten, waaronder Gustafsson plots een brede melodie schuift, alsof hij in meditatiemodus gaat. De manier waarop de drie het stuk mooi neerleggen in een gezamenlijk slotakkoord is de kers op de muzikale taart: niet spectaculair of geforceerd viriel, maar met een muzikale klasse die Sonore zo eigen is.

Meer over Sonore


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.