Kwadratuur interview

Een jonge kerel groeit op in Noorwegen, luistert naar de popmuziek van zijn ouders en gaat later saxofoon en gitaar spelen. Geen jazz, nee, want dat is muziek voor oude mensen. Geef hem maar death metal. Of nee, doe toch maar jazz en een klassieke compositie opleiding en op zestienjarige leeftijd een plaatsje in een band die zoetjesaan de wereld verovert en op elk podium gevraagd wordt. Tot zover het verhaal van Jørgen Munkeby voor de release van 'In the Kingdom of Kitsch You Will be a Monster', een nieuw werkstuk van zijn eigen band Shining en een cd die de fans van het akoestische werk van deze groep deftig door elkaar rammelt. De rock zit namelijk terug in het leven van Munkeby, maar weerbarstiger, vuiler, directer en … jazzyer dan ooit. Munkeby licht zijn artistiek geslalom zelf toe, maar omdat er over hem en Shining zo weinig informatie te vinden is op het web en daarbuiten, begint hij bij het begin:

Ik ben geboren in Trondheim, waar ik de eerste twee jaren van mijn leven doorbracht en groeide verder op in een klein stadje, Tønsberg, in het zuiden van Noorwegen op zo'n 120 km van Oslo. Mijn moeder was een sociaal werkster en mijn vader een architect, timmerman en schrijver van educatieve boeken in verband met timmeren. Hoewel mijn ouders geen echte muzikanten waren, speelde mijn vader wel drum en hielden ze alle twee veel van muziek. Ik hoorde altijd muziek in huis: Beatles, Rolling Stones, Paul Simon, Whitney Houston, Cat Stevens en Stevie Wonder waren de eerste artiesten die ik hoorde. Veel van mijn ouders' vrienden speelden één of ander instrument en die brachten ze vaak mee tijdens de reisjes die we tijdens de zomer maakten. Op negenjarige leeftijd begon ik saxofoon te spelen, terwijl ik ook wat bezig was met piano en gitaar. Toen ik wat later een elektrische gitaar kocht, vormde ik met wat oudere vrienden mijn eerste band: Neon. We speelden jazz-rock-fusion en deden een paar concerten. Op de eerste optredens speelde ik gitaar, maar later schakelde ik over naar sax. Ik was in die tijd nog zo klein dat ik me nog herinner dat ik op een bierkrat moest staan om bij de microfoon te kunnen. Na het beluisteren van een paar Noorse rockbands begon ik dan geïnteresseerd te geraken in death metal. De eerste cd die ik kocht was Fudge Tunnels 'First Movement'. En zo kwam de affiniteit met bands als Entombed, Death, Pantera, Sepultura en later ook meer progressieve bands als Dream Theater.

Wat trok je zo aan in die metalgroepen?

Als kind denk je daar niet te veel over na natuurlijk, dus is het vaak moeilijk om te zeggen waarom iets je aantrekt of niet. Terugkijkend kan ik echter wel een paar dingen vinden die daarin meespeelden. Ten eerste was er de algemene atmosfeer van de muziek. Ik hield helemaal niet van dingen die te snel gingen (zoals Terrorizer of Cannibal Corpse) en daarom was ik dus niet wild van black metal. Het satanische zei mij ook niets, hoewel Entombed en Death daar ook wel iets van hadden, maar niet zo veel als bijvoorbeeld Nietzsche. Daarnaast was ik zeker verzot op de energie in die muziek en het feit dat die ook zo interessant was: bands als bijvoorbeeld Death, Pantera and Dream Theater klinken melodisch, ritmisch en soms zelfs harmonisch aardig complex. Bovendien apprecieerde ik goede muzikanten, zoals in de meeste bands die ik daarnet opsomde. Het is fantastisch om horen hoe Dimebag en zijn broer hun band Pantera doen swingen als geen andere band ter wereld! Ze zijn echt strak en daar was ik verzot op.

Is er nog iets van die muziek te horen in de muziek die je vandaag maakt?

Ik denk dat al de aspecten van mijn vorig antwoord nog in mijn muziek terug te vinden zijn en nog steeds bepalend zijn voor welke muziek ik nu goed vind. Natuurlijk houd ik nu ook van muziek die geen pure energie is of die niet gemaakt wordt door technisch opvallend begaafde muzikanten, maar die heeft dan meestal wel meer atmosfeer of goede smaak. En een goddelijke melodie, een verbazende of elegante harmonische structuur, een gloednieuwe vorm of pionierswerk qua instrumentatie helpen natuurlijk ook.

Hoe kwam jazz in je muziekleven?

Ik speelde saxofoon in een plaatselijke marsband en daar kreeg ik ook saxofoonlessen. Mijn leraar raadde me aan om naar jazz te luisteren, maar ik vond dat maar muziek voor oude mensen. Het heeft me dus wel een paar jaar gekost voor ik met jazz bezig was. Eerst begon ik de Noorse saxofonist Jan Garbarek te kunnen smaken en ik kocht al zijn albums. Hij heeft aardig wat jazzwerk geleverd, maar dat was in die tijd niet zo duidelijk voor mij. Ik denk trouwens dat bands als Death en zeker ook Dream Theater heel wat jazzelementen in zich hebben. Ik denk dan niet aan het jazzidioom, maar aan het creatief omspringen met harmonie en het bedenken van inventieve melodieën en natuurlijk het improviseren. Na Garbarek ontdekt ik John Coltrane en op die muziek werd ik helemaal verliefd! Nu heb ik veertig van zijn albums. Hij heeft echt alles wat ik hierboven vernoemd heb en dat had ik nog nooit gehoord in een akoestisch jazzkwartet of –kwintet. Coltrane was mijn eerste jazzidool. En hij is dat nog steeds.

Op zestienjarige leeftijd kwam je bij Jaga Jazzist terecht en je verliet de band pas na de release van 'The Stix' (2003). Waarom heb je die succesvolle band uiteindelijk verlaten?

De ranken van Jaga Jazzist vervoegen, is waarschijnlijk één van de belangrijkste dingen in mijn leven geweest en ik heb er enorm veel uit geleerd. Zoals ik al zei was ik toen vooral geïnteresseerd in theorie en techniek, maar bij de Jaga kerels ging het om goede smaak. Ze waren technisch gesproken niet de sterkste muziekanten die er toen te vinden waren, maar ze maakten me duidelijk dat het belangrijkste van muziek is hoe het klinkt. Wat doet het er toe dat iets moeilijk om spelen is of dat je een melodie in spiegelbeeld, achterstevoor of achterstevoor in spiegelbeeld kan spelen, in alle mogelijke toonladders, in ritmische verdichting of verbreding als het slecht klinkt? Het is als met iemand die heel snel op zijn handen kan lopen. Wie kan dat wat schelen? Het is misschien interessant, maar binnen het artistieke betekent het niets. Spelen bij Jaga Jazzist was echt een geweldige tijd: veel concerten in verschillende landen. De andere leden moedigden me ook om andere instrumenten te leren spelen en na een tijdje begon ik te componeren voor de band. Tot op vandaag zijn de platen met Jaga Jazzist bij de beste die ik gemaakt heb. Maar met het beter en wereldwijd bekender worden van de band ging die ook meer tijd opeisen van de muzikanten. Ik oefende toen zo'n tien uur per dag (nooit minder dan zes) en dus werd het voor mij moeilijk om nog tijd te vinden om alles te doen dat ik wilde doen. Temeer omdat ik ook studeerde aan de Noorse State Academy of Music. Mijn eigen groep Shining had toen reeds een eerste plaat uit, 'Where the Ragged People Go' en ook die band eiste tijd op van de leden. Mijn eerste prioriteit was om gewoon beter te worden en iedereen weet wel hoeveel tijd daar in kruipt. Dat heeft mij uiteindelijk doen besluiten om te stoppen met Jaga Jazzist: de steeds groeiende wil om te leren en mezelf te ontwikkelen.

De link met Jaga Jazzist blijft echter sterk. Naast jou kwam ook de oorspronkelijke Shining-pianist Morten Qvenild uit die band en zijn vervanger Andreas Schei ben je er ook gaan zoeken. Bovendien toeren jullie met Shining nu samen met Jaga Jazzist. Ben je niet bang om altijd als een spin-off van Jaga Jazzist bekeken te worden?

Natuurlijk zal er altijd het risico zijn dat mensen Shining gaan verwarren met Jaga Jazzist, zeker omdat Jaga de bekendste band van de twee is. Maar de nadelen van geassocieerd te worden met een fantastische band als Jaga Jazzist wegen niet op tegen de voordelen. Als mensen horen hoe goed Jaga is, dan wordt het gemakkelijker om met Shining albums te maken en te toeren. Maar het belangrijkste is toch dat de mensen van Jaga Jazzist een goede smaak hebben. Daarom zie je ook zoveel dezelfde namen in verschillende bands. Ik denk trouwens dat mensen snel het verschil tussen Jaga Jazzist en Shining zullen horen en appreciëren. Bovendien zullen de muzikanten van Jaga hun waanzinnige wereldtoer nog heel wat maanden blijven volhouden, terwijl Shining alleen kleinere concertreizen zal doen naar de interessantste steden. We zullen dus waarschijnlijk alleen bekend zijn bij de echte geïnteresseerden, de echte muziekliefhebbers. En die zullen het onderscheid tussen Jaga en Shining snel kunnen maken.

Dat onderscheid tussen Jaga Jazzist en Shining zijn duidelijk, maar welke zijn voor jou de essentiële verschillen? Is de kleinere line-up een belangrijke factor?

De kleinere bezetting is zeker iets dat bijdraagt tot de verschillen. Ik houd er van om in groepen van vier muzikanten te spelen, omdat het gemakkelijker communiceert en flexibeler samenwerkt. Een grote band als Jaga moet wel duidelijke regels en op voorhand vastgelegde structuren hebben, maar bij Shining kunnen een paar afspraken volstaan. De rest doen we wel terwijl we bezig zijn. Vergelijk het met het veranderen van de richting bij een rijdende auto: een grote en zware wagen kan moeilijk bijgestuurd worden en het vraagt veel kracht, terwijl een kleiner vehikel veel behendiger manoeuvreert. Voor alle duidelijkheid: ik heb het hier niet over op het podium een hele song in elkaar steken, want dat doen we bij Shining niet zo veel. Bij ons gaat het om het mixen van vrije en op voorhand vastgelegde delen. Het voordeel van de kleinere bezetting heeft ook invloed op het maken van nummers. Aangezien we bij Shining maar met vier zijn, is het meestal gemakkelijker om gekke dingen te doen. Het is gewoonweg gemakkelijker om het met elkaar eens te zijn. Algemeen denk ik dat de muziek van Shining iets meer ongecontroleerd en gedurfd (en soms zelfs schizofreen) is dan die van Jaga Jazzist die dan wel weer stilistisch consistenter klinkt. Shining had voor 'In the Kingdom of Kitsch You Will be a Monster' maar één motto: alles was toegestaan, zolang het maar leuk was.

Die nieuwe cd 'In the Kingdom of Kitsch You Will be a Monster' ('Monster') klinkt totaal anders dan de akoestische voorganger 'Sweet Shanghai Devil' (Jazzland, 2003). Vanwaar die drastische ommekeer?

Toen ik me vijf jaar helemaal had toegelegd op het leren spelen van jazz en daarna twee jaar compositie gestudeerd had, was ik dat allemaal wat beu. Hetzelfde gebeurde met Shining. Onze eerste twee albums waren helemaal akoestisch en producten van onze eigen regels van wat toegelaten was en wat niet. Plots hadden we het gehad met deze dogmatische benadering, we wilden nieuwe dingen proberen. Iedereen van Shining had in rock- en popgroepen gespeeld en we waren dus allemaal vertrouwd met dat soort muziek, maar voor Shining als band was het echter nieuw terrein. We begonnen met op een paar concerten (zoals op onze laatste toer door België) een Fender Rhodes elektrische piano te gebruiken en de contrabas af te wisselen met elektrische bas. Dat nieuwe, elektrische geluid beviel ons zodanig dat we wel eens wilden zien hoe ver we daarmee konden gaan. Ik kocht een laptop, een geluidskaart en een paar microfoons (iets wat ik altijd gezworen had nooit te doen – ik ging immers alleen maar spelen …) en begon wat te experimenteren in mijn homestudio: met deuren slaan, fluiten, gitaarspelen en roepen. Een jaar geleden werd me gevraagd om enkele nummers voor een nieuw Jaga Jazzist-album te schrijven. We hadden het er over om het meer in de richting van rock aan te pakken: meer live spelen en minder digitale editing. Na een kleine toer door Europa met Motorpsycho (Noorse Rockband, KVM) een jaar voordien en een Fishtank-album (project van het Konkurrent-label waarbij een band twee dagen tijd gegeven wordt om een cd op te nemen, vaak wordt gekozen voor onuitgegeven samenwerkingen, KVM) met hen, was mijn oude interesse voor rock weer boven gekomen. Na die toer kocht ik de hele cataloog van Motorpsycho en werd ik echt verliefd op de muziek van die band. De mannen van Motorpsycho zijn dus direct verantwoordelijk voor mijn rockrenaissance. Ik schreef dus een paar dingen voor Jaga, maar de nieuwe rockgerichte muziek beviel me zo dat we besloten om met Shining een brutale ommezwaai richting rock te maken. Sommige nummers die ik schreef, werden door Jaga gebruikt, maar de gekste kwamen bij Shining terecht. Zo waren 'Goretex Weather Report' en 'The Smoking Dog' (beide te horen op 'Monster', KVM) oorspronkelijk voor Jaga bedoeld, maar 'Goretex' werd echter al snel afgewezen. Het nummer klonk hen iets te veel als een rockopera, perfect voor Shining dus! Natuurlijk was de drastische ommekeer van Shining alleen mogelijk omdat ook de andere leden er happig op waren om dit te doen. Ze zijn dus minstens even belangrijk voor de muzikale verandering dan ikzelf. Het is nu trouwens gemakkelijker voor ons om boekingen te krijgen in zalen waar mensen van onze eigen leeftijd komen. Jazz heeft namelijk nog steeds een iets ouder publiek en wij spelen toch vooral graag voor mensen uit onze eigen leeftijdsgroep. We zijn dus heel tevreden dat we terug in rockzalen spelen, zoals we allemaal met onze vorige bands gedaan hebben. Torstein Lofthus (drummer van Shining, KVM) – de beste drummer waarmee ik ooit gespeeld heb – vindt het te gek dat hij nu zo snel en zo luid mag spelen als hij wil. Hij heeft trouwens net een nieuw drumstel gekocht met trommen zo groot als autowielen!

Door de gelaagdheid van het geluid op 'Monster' en de focus op de klank klinkt de cd bij momenten als een studio- of produceralbum waarbij de muzikanten hun bijdrage inspelen voor iemand die de opnames dan later be- en verwerkt. Volgens welk proces kwam 'Monster' tot stand?

We hebben een heel jaar aan het album gewerkt in vier verschillende studio's, waaronder mijn eigen slaapkamer waar ik tussen de studiosessies aan het knippen, plakken en overdubben was en nieuwe songs componeerde en arrangeerde. Normaalgezien schrijf ik de partituur en denk ik wat na over het arrangement. Daarna oefenen we met de band en arrangeren we de song zoals we die willen hebben. Voor 'Monster' liggen de zaken anders. Ieder nummer van deze cd heeft een eigen geschiedenis en een eigen manier van tot leven komen. Er zijn er die haast identiek zijn aan mijn demoversie, zoals 'The Smoking Dog', anderen die voor de eerste keer in de studio opgenomen werden ('REDRUM') en er zijn er waarbij de band de hele tijd improviseert op een basismelodie, zoals '31=300=20'. Bij 'You Can Try the Best You Can' is het eerste deel zelfs afkomstig van een concertopname. De intro van 'Goretex Weather Report' is van mijn huisgemaakte demo terwijl de rest – ongeveer vanaf 1 minuut, wanneer de band invalt – in de studio opgenomen werd met overdubs en editing achteraf.

Met het producerachtig geluid ontstaat ook het beeld dat jij de centrale figuur bent voor Shining en 'Monster'.

Je kan wel zeggen dat ik de kapitein van het schip ben, maar ik vind het belangrijk dat de andere bandleden evenveel beslissen als ikzelf. Het zijn uitstekende muzikanten met ideeën en goede smaak, dus telkens als ik met een idee afkom dat ik zelf naar mijn eigen mogelijkheden maximaal uitgewerkt heb, maken zij er iets van dat nog drie keer sterker is. Voor 'Monster' hadden we ook het geluk om met een geweldige producer te kunnen werken: Kåre Vestrheim. Zonder zijn hulp zou de plaat nooit geworden zijn wat die nu is. Hij was degene die alle verschillende ideeën samenbracht en ons hielp wanneer we vast zaten. Hij heeft ook jazz en klassieke muziek gestudeerd aan dezelfde school waar ik gezeten heb en hij heeft ook in verschillende rockbands gespeeld. We hebben dus een gelijkaardige achtergrond en de communicatie verliep dan ook geweldig. Na ons album heeft hij trouwens ook de op stapel staande nieuwe plaat van Jaga Jazzist geproduced.

Hoe gaan jullie het rijke geluid van 'Monster' naar een podium vertalen?

Het is natuurlijk een hele uitdaging om het gedetailleerde en soms pompeuze klankbeeld van 'Monster' live te brengen met slechts vier muzikanten. Geen enkel nummer was immers helemaal live in de studio opgenomen, in tegenstelling tot de vorige platen waarbij alles direct opgenomen was. We hebben dan ook nadat het album af was een paar weken geoefend en de songs herwerkt qua arrangement zodat we ze live kunnen spelen. We hebben ons daarbij vooral gefocust op het energierijke rockaspect en nu klinkt de muziek nog smeriger dan op de plaat. Ondanks het feit dat er dus wat minder in de arrangementen zal zitten, is het totaalbeeld wel krachtiger dan voordien. Lofthus klopt als een bezetene op zijn drum, Aslak Hartberg speelt uitsluitend basgitaar, maar met hopen fuzz en overdrive. Andreas Hessen levert alle soorten synthesizers en een beetje gitaar en ik speel gitaar, sax, EWI (elektronisch blaasinstrument, KVM) en zing bij sommige nummers. Er zijn aardig wat vrije delen, maar de meeste nummers zijn nog wel duidelijk gefocust qua vorm.

Als je het album nu zou opnemen, zou je het dan anders doen?

Natuurlijk zouden we het nu anders doen. We veranderen immers permanent. Het was zelfs zo dat we eigenlijk een plaat klaar hadden voor onze laatste Belgische toer, maar na een paar maanden besloten we dat we het toch anders wilden aanpakken. Het was gewoonweg niet rock genoeg voor ons. We hebben een paar nummers geschrapt, een paar nieuwe geschreven en zijn toen de studio in getrokken om een nieuw album te maken. We zouden zo trouwens een eeuwigheid verder kunnen doen, maar dan zou er nooit een cd verschijnen. Ik kan wel niet meteen zeggen hoe we het nu anders zouden doen. 'Monster' is het beste album dat ik tot vandaag gemaakt heb en soms twijfel ik eraan of ik ooit nog wel eens iets van die sterkte zal kunnen afleveren. Maar tot nog toe is het wel altijd gelukt. Ik kan alleen maar zeggen dat we heel tevreden zijn dat we live kunnen spelen en mogelijk zouden we nu smeriger en meer live spelen, moesten we de plaat terug opnemen. Maar dan zou 'Monster' niet meer hetzelfde 'Monster' zijn natuurlijk. We kunnen dus alleen maar afwachten en zien wat we de volgende keer willen doen. Wie weet waar het monster dan zal lopen snuffelen?

Meer over Jørgen Munkeby (Shining)


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.