Zoals het Fred Hersch Trio +2 geen kwintet was, zo is het dubbeltrio van Benoît Delbecq en Fred Hersch geen sextet. Net zo min is Fun House, de naam die het project van Delbecq en Hersch meekreeg, een lachertje. Op het podium geen knipoogjes, monkellachjes of steelse blikken van verstandhouding, maar cerebraal samenspel dat resulteerde in een subtiel vlechtwerk dat voor de luisteraar haast niet te ontwarren was.
Liefhebbers van Antwerps cultureel erfgoed als de Sinksenfoor kennen een funhouse als een attractie waarin de bezoekers een hindernissenparcours moeten afleggen met draaiende, schuivende en verzakkende vloeren en muren. Het verraderlijke van dit soort kermisattracties was ontegensprekelijk aanwezig in de muziek van het dubbeltrio, maar wie op basis van de naam van het project gekomen was voor sfeer, slingers, confetti of polonaise was er aan voor de moeite.
De bezetting van het Frans-Amerikaans-Britse gezelschap was bepaald indrukwekkend te noemen, met naast pianisten Hersch en Delbecq ook de bassisten Mark Helias en Jean-Jacques Avenel en percussionisten Gerry Hemingway en Steve Argüelles: samen goed voor decennia jazzgeschiedenis, van Toots Thielemans tot Anthony Braxton en Steve Lacy.
De zes muzikanten stonden symmetrisch opgesteld met de percussionisten centraal en de pianisten aan de buitenkant, wat aanleiding gaf om de muziek in twee richtingen te beluisteren: als twee trio’s of als drie duo’s. In praktijk ging het vlechtwerk tussen de verschillende musici echter nog veel verder. Dwarsverbanden waarbij de pianist van het ene trio het gezelschap opzocht van de bassist van het andere drietal zorgden ervoor dat er uit een schier eindeloos aantal combinaties gekozen kon worden, wat de muzikanten keer op keer deden.
Het maakte het klankbeeld er niet eenvoudiger op. Het samenspel en de composities waren zelden duidelijk hoorbaar afgebakend. Hier en daar was een duidelijk moment van eensgezindheid te horen: flarden van ritmische gelijkheid of Helias en Hersch die samen een korte melodie poneerden. Even snel als ze opdoken verdwenen deze passages echter weer in de vervliegende atmosfeer dat het concert haar unieke sfeer gaf.
Het mistige van het geheel werd nog versterkt door het quasi uitschakelen van de dynamiek als bepalende parameter. De ontwikkeling van de muziek manifesteerde zich hier niet in de toonsterkte, die bijna het hele optreden op hetzelfde niveau bleef. De muzikale actie viel te beleven in de onderlagen, wat de concentratie van de luisteraars meer op de proef stelde dan bij een doorsnee jazzoptreden. Ook het gebruik van elektronica door Steve Argüelles (live opgenomen samples) en de prepared piano techniek zorgden niet voor gemakkelijke excessen. Alles werd ingepast binnen het intiem aandoende, maar alles behalve comfortabele kader waarin de groep zich bewoog.
Delbecq, Hersch en hun collega’s hielden het verschuiven en uitwisselen van rollen, melodieën ritmes een uur lang vol op een hoog en uitdagend niveau. In de laatste stukken van de set werd het klankbeeld wat lichter verteerbaar: niet omdat het samenspel vereenvoudigde, maar omdat de composities meer melodisch werden, alsof de muzikanten het publiek wilden bedanken voor de concentratie en de geleverde moeite. Hap-slik-weg muziek werd het echter nooit, ook niet in het repetitieve pianoduo waarop de bezoekers als bisnummer getrakteerd werden.
Het concert van het Benoît Delbecq-Fred Hersch Dubbeltrio werd zo een intense en intensieve ervaring, waarbij de luisteraars niets cadeau kregen, maar wel getuigen mochten zijn van alchemie van het hoogste gehalte. Pret was er weinig te beleven, maar daarvoor moet een muziekliefhebber sowieso niet bij muzikanten van dit niveau zijn.