Terug een duo en nog een project rond een klassieke componist: er waren meerdere parallellen te trekken tussen de eerste en de tweede dag van Jazz Brugge. De verschillen bleken echter even groot te zijn met een wisselvallige avond die echter stevig naar de positieve kant overhelde tot gevolg.

Net als tijdens de eerste dag werd het avondluik van de tweede dag Jazz Brugge geopend door een duo dat (ook) in grotere bezetting actief is. De Duitse pianist Hans Lüdemann en de Franse bassist Sébastian Boisseau vormen twee derde van het trio Rooms. In hun set doken dan ook enkele stukken op die tot het repertoire van dit ensemble behoren, naast enkele nieuwe composities.

Van Hans Lüdemann verscheen vorig jaar een cd-box waarin hij met vijf verschillende trio’s te horen is. Net als op die opnames, was hij in Brugge voorzien van een virtual piano, een elektronisch klavier dat verbonden is met een computer waardoor het instrument in staat is kwarttonen tevoorschijn te toveren  die niet op een akoestische piano te spelen zijn. Toveren bleek daarbij geen overdreven uitdrukking, want de extra mogelijkheden van melodische verfijning gaven de muziek een extra diepte, alsof de luisteraar plots in 3D zat te luisteren.

Doorgaans gebruikte Lüdemann deze techniek goed getimed en eerder sober, waardoor het effect niet verwaterde tot een trucje. Alleen in ‘Disturbed’ liet hij de technologie de overhand krijgen op de zuivere muzikaliteit: het elektronisch kloddergeluid, als van een aftandse sciencefiction computer, klonk geinig, maar was ook strak geritmeerd niet in staat meer te zijn dan een aardigheidje.

Dat had niet in de laatste plaats te maken met de kwaliteit van de andere stukken op het programma. Lüdemann mocht dan niet zo verrassend en onvoorspelbaar uit de hoek komen als bij Rooms, zijn bewegingen bleven niet te voorzien, zeker in het eerste deel van de set. De grootste finesse kwam echter van Boisseau. Uiterst zacht spelend, maar met een groove die niet alleen door ritme, maar ook door snel uitgevoerde dynamische contrasten gecreëerd werd, dwong hij zijn collega tot finesse in toucher. De geraffineerde intro’s waarvan hij ‘Enge Bewegungen’ en ‘Bergen’ voorzag, waren volwaardige composities op zich. Hoe fijngevoelig het samenspel tussen de twee kon zijn, werd in dit laatste stuk gedemonstreerd toen Boisseau een met distortion beladen, zwermend contrabasgeluid optrok, waar Lüdemann nerveus over begon te krioelen. Met hetzelfde gemak plooiden de twee later terug in een minimalistisch etherische geluid.

Zo slalomden ze ook tusen tonaliteit en atonaliteit, vrij spel en afgelijnde ritmes, een oosterse atmosfeer in ‘Blaue Kreise’ of een meer traditioneel geluid naar het einde van de set. Eislers ‘Uber den Selbstmord’ werd haast als een romantische standard gespeeld en in ‘Love Confessions’ liet Lüdemann een cirkelende ritmiek horen en bleek Boisseau niet vies van klassieke swing. Niet meteen het spannendste van de hele set, maar de heren beleefden er duidelijk plezier aan. Bovendien werd het rondje traditie met een gezonde muzikaliteit afgelegd, waardoor het meer werd dan een wandeling langs enkele pastiches.

Het tweede concert van de avond zorgde voor een nieuwe parallel met de openingsdag. Na Vivaldi gisteren, stond er opnieuw een klassieke componist centraal. Deze keer ging het om Claudio Monteverdi, een van de meest intrigerende barokcomponisten wiens muziek en geest het uitgangspunt vormden voor een project van Michel Godard. Vorig jaar verscheen hiervan een cd waarop Godard te horen is in een sextet dat ruwweg getypeerd kan worden als een de combinatie van een barok- en een jazztrio. De groep kwam in gewijzigde bezetting naar Brugge: bassist Steve Swallows rol werd overgenomen door Godard zelf (die daarnaast ook op serpent en tuba te horen was) en violiste Fanny Paccoud werd vervangen door Katharina Bäuml op diverse schalmeien.

De personeelswissels bleken een gevoelige invloed te hebben: de ondertitel van de cd, ‘A Trace of Grace’ werd bewaarheid. Waar het album veel meer dan een spoor van gratie laat horen, moest het optreden het met  een vage herinnering aan de pracht van de opname doen. Aan de muziek zal het niet gelegen hebben. Wie er niet in slaagt met muziek van Monteverdi een knap concert op te zetten, kan beter een ander beroep kiezen en ook de door Godard en Swallow zelf geschreven muziek had alles om mooi en ontroerend in het geheel te passen. Dat het desondanks niet lukte, lag ondermeer aan de gebrekkige intonatie van de schalmei die, zeker in combinatie met een soms eveneens wankele Godard, de muzikale idylle meermaals verstoorde. Bovendien werd zangers Guillemette Laurens’ stem door een microfoon gejaagd. Een begrijpelijke keuze die echter al het fragiele uit de muziek wegzoog. In het dramatische, recitatiefachtige ‘Pianto Della Madonna’ werd dit nog verergerd toen ook zij last kreeg met het exact juist zingen van de noten.

De brommende keelzang van Gavino Murgia klonk daarentegen wel gecontroleerd, maar werd niet zo goed in de arrangementen geïntegreerd als op de cd het geval is. Een loutere gimmick werd het echter nooit, daarvoor was de betekenis ervan in het geheel te duidelijk. Op sopraansax was Murgia overigens een van de frissere elementen. Zijn virtuoze uithalen zorgden voor een andere wind die mooi mee gedragen werd door de bewegende begeleiding van Bruno Helstroffer op theorbe: een combinatie die eigenlijk om een eigen project vraagt.

Godard zelf was het sterkst op serpent. Met oor voor melodie en een eerder rustige frasering kon hij het instrument zachtjes laten swingen, zij het eerder in de traditie van de soepele cooljazz dan in die van pakweg de bebop. Op basgitaar kwam hij minder sterk uit de hoek en klonk hij in ‘Soyeusemenet’ zelfs wat houterig. Het ene stuk dat hij op tuba speelde gebruikte hij dan weer om zijn technisch kunnen met multiphonics en circular breathing te demonstreren. Het duet dat daarbij ontstond, in samenspraak met de glissando’s van de schalmei, miste echter muzikale inhoud.

Dat Godard en de zijnen in Brugge niet leverden wat verwacht mocht worden, nam niet weg dat in het afsluitende ‘Zefiro Torna’, een van de weinig stukken waarin alle zes de muzikanten samen te horen waren, hoorbaar werd tot wat de groep in staat is. De fijnbesnaardheid van de cd kwam even terug, de keelzang kreeg een consistentere plaats in het geheel, het vals spelen bleef binnen de perken, Laurens klonk vrijer dan eerder die avond en bovenal was de natuurlijke groove van Monteverdi te horen. Een mooi slot voor een concert dat de eerste echte tegenvaller van Jazz Brugge 2012 was.

Het derde concert bracht nog meer ontmoetingen over de muzikale grenzen heen. Alhoewel, wat heten muzikale grenzen voor een band als Aka Moon die al twintig jaar samenspelen met muzikanten uit andere culturen. Afrika, India, zigeuners, moderne klassiek, Bach en (jawel) Monteverdi: het heeft allemaal een plaats verworven in het muzikale vocabularium van Fabrizio Cassol, Stéphane Galland en Michel Hatzigeorgiou en hun zijprojecten. Voor hun nieuwe geesteskind Aka Balkan Moon zochten ze het gezelschap op van enkele Bulgaarse volksmuzikanten, de Belgische zigeunerviolist Tcha Limberger en pianist Fabian Fiorini (beiden geen onbekenden in de Aka familie).

Opmerkelijk feit voor de eerste nooit gespeeld werd: de doorgaans immer beweeglijke Hatzigeorgiou koos er voor om het optreden zittend af te werken. Een veeg teken? Wie gekomen was voor de hyperkinetische, in your face wiskundige complexiteit van de oude Aka Moon, zal inderdaad met gemengde gevoelens vertrokken zijn. Niet dat de composities meteen meefluiters werden, maar de combinatie met de Balkan volksmuziek vijlde er de scherpste randjes wel af. Deze tendens tekent zich de laatste jaren wel vaker af bij Aka Moon, maar de expliciet lyrische melodieën van zangeres Tima Nedyalkov en de zachte kaval van Nedyalko Nedyalkov maakten de ontwikkeling extra duidelijk.

Aanvankelijk bleven de twee werelden eerder gescheiden. Het eerste stuk van de set werd ingezet met klassieke Bulgaarse volksmuziek, waarbij pas later en voorzichtig de destabiliserende Aka Moon-elementen bijkwamen. Het was echter pas helemaal op het einde van de compositie dat de muzikanten een verschroeiende versnelling uit de mouw schudden waarbij het ritme plots extreem strak getrokken werd en alsnog de handtekening van de Aka funk overduidelijk zicht- en hoorbaar werd.

Problematisch werd het muzikale onderscheid tussen de volkse, Oost Europese en de westerse, wiskundig precisie tradities niet. Niet voor niets is de Balkanmuziek rijk aan asymmetrische accenten en hoeken en kanten, waardoor die haast (net als de Indische en de Afrikaanse muziek) een natuurlijk biotoop voor Aka Moon lijkt. Bovendien bood de aanwezigheid van negen muzikanten op het podium de kans om heel diverse hoeken van de samenwerking te verkennen. De lyriek van kaval en stem stonden tegenover de energieke percussie van Galland en Stoyan Yankolov, waarbij opviel dat deze laatste al even energiek en nerveus uit de hoek kwam als de Belgische drummer, wat resulteerde in enkele spectaculaire percussiedialogen.

De ruggengraat van het hele project bleek eens te meer de zangerige, maar pulserende en haarscherpe bas van Hatzigeorgiou, het soort muzikant waarvan met recht en rede aangenomen kan worden dat hij als kind een metronoom heeft ingeslikt. Fiorini verscherpte met zijn exact afgemeten pianospel dan weer de muzikale accenten.

De meest opvallende verschijning was echter die van Tcha Limberger. Als blinde muzikant had hij geen hulp van de handsignalen waarmee Cassol de groep doorheen de complexe composities leidde, maar zoals steeds had Limberger daar ook geen nood aan. Zelfs de doolhofstructuren van Aka Moon vormden in het verleden en op Jazz Brugge geen enkel probleem. Bovendien was hij de muzikant bij uitstek om een brug te slaan tussen de Belgen en de Bulgaren: handig in de volksmuziek (als violist en vocalist) en thuis in de expliciete complexiteit kon hij met beide kanten mee. Dit resulteerde bij hem niet in loutere virtuositeit. De spontaniteit waarmee hij speelde of de glimlach die hij liet zien toen hij plots een zigzaggende begeleidingsmotief van Fiorini overnam, spraken boekdelen. Bovendien liet hij zich horen als een volwaardige eenpersoonsbegeleidingsband toen hij eerst Nedyalkov en daarna Cassol in zijn eentje voorzag van een meerstemmige begeleiding waarin harmonisch en ritmisch niets ontbrak.

De overdaad aan mogelijkheden leek op enkele momenten te zwaar te worden voor het lange optreden. Meermaals leek de inzet van een compositie op meer van hetzelfde, maar telkens weer slaagden de muzikanten er in het einde een andere draai te geven. Eenvoudige meerstemmigheid zorgde voor een feestelijke climax, zoals een polyfoon hoogtepunt meer dimensies bood. Parallel daarmee vervaagde ook het onderscheid tussen Bulgaarse en Aka Moon muziek: wat aanvankelijk duidelijk tot het ene of het andere kamp behoord had, werd plots ambigu.

Dit concert van Aka Balkan Moon liet geen verrassing horen voor wie het eclectische parcours van de moedergroep kent. Maar als het tegengestelde de norm wordt, dan zijn er meer bands dan alleen Aka Moon die zwaar in de problemen gaan komen.

Meer over Jazz Brugge 2012 - Hans Lüdemann & Sébastien Boisseau, Michel Godard, Aka Balkan Moon


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.