In april tourt de Nederlandse pianist Michiel Braam langs elf podia met zijn nieuwe Hybrid 10tet . Voor elk van de locaties die de band aandoet, schreef Braam een stuk. Al deze composities samen vormen een avondvullende programma van zo goed als nooit eerder gehoorde werken dat op 8 april te horen was in De Singer, het vierde optreden van de reeks.

Michiel Braam is een pianist en componist die ondanks zijn veelzijdigheid en indrukwekkende muzikale kwaliteiten in België te weinig te horen is. Optredens van deze man zijn steevast een belevenis, of hij nu alleen op het podium zit, met zijn trio’s of met zijn Bik Bent Braam of de kleinere versie: het Bentje Braam. Wanneer iemand van dat kaliber zich omringt met gerenommeerde muzikanten die bovendien nog eens uit heel uiteenlopende richtingen komen, dan is het oren spitsen geblazen. Wie dat in De Singer deed, werd van het kastje naar de muur getikt, gedribbeld en van hot naar her gesleept door een fascinerende band die met alles wegkwam.

Braam mag zijn tentet met recht en rede hybrid noemen. De combinatie van het klassieke Matangi Strijkkwartet met tubaspeler Carl-Ludwig Hübsch (Bik Bent Braam, Lester Bowie), bugel- en cornetspeler  Taylor Ho Bynum, trombonist Nils Wogram en de ritmesectie met bassist Pieter Douma (Jan Akkerman, I Compani), de energieke drummer Dirk-Peter Kölsch (Underkarl) en Braam zelf zit niet meteen op een lijn, iets wat Braam in zijn composities van het eerste tot het laatste stuk wist uit te buiten.

Michiel Braam (foto: Stef Verstraaten)
Michiel Braam (foto: Stef Verstraaten)
Wanneer Braam componeert, doet hij dat écht: bij hem geen kleine stukken die vooral als vehikel moeten dienen om te improviseren, maar uitgeschreven partituren waarbij de individuele musici ingeschakeld worden op het terrein waar ze het sterkst zijn. Zo waren de partijen van het Matangi kwartet hoofdzakelijk uitgeschreven, maar zonder dat het viertal herleid werd tot een kwartet muurbloempjes. Hun bijdrages waren essentieel en stuurden de muziek meer dan eens een bepaalde richting uit. Zo trokken de kleine glissandi en de dissonanten in ‘The Indonesian Refuge’ de kaart van de moderne “klassieke” muziek en werd in ‘Tilburg Fluorescent Tubes’ het melodische materiaal verspreid over de verschillende strijkers, waardoor de kleur van de instrumenten mee de melodie bepaalde, een techniek die als Klangfarbemelodie eveneens uit de wereld van de klassieke muziek bekend is.

Taylor Ho Bynum gold als the man for all seasons. Met zijn vrijere improvisaties vol effecten en het gebruik van verschillende dempers, speelde hij vooral een klankgerichte rol en was hij in verschillende situaties inzetbaar. Zijn collega Nils Wogram mocht in het ensemblespel ook nog eens als vanouds naar de sourdines grijpen, maar schitterde hoofdzakelijk als solist in de meer jazzgerichte passages.

Dat er muzikaal uit verschillende vaatjes getapt werd, was – gelet op de verschillende achtergronden van de muzikanten – niet meteen een verrassing. De manier waarop het gebeurde was echter zondermeer indrukwekkend. Braams muziek voor dit project had alles dat tussen het sérieux van de klassieke muziek en het speelse van een piepend badeendje ligt, zonder dat het geheel een rommeltje wordt. De muziek had humor, maar werd nooit lollig, klonk groovy zonder louter poppy te zijn en verraste en veranderde zonder gezocht complex aan te doen.

Tijdens het concert passeerden de geesten van James Brown, Henry Mancini, Thelonious Monk (als vanouds een constante in het pianospel van Braam zelf) en Erik Satie, zonder dat het geheel een eclectisch boeltje van flauwe afkooksels werd. Dissonante passages gingen over in funky grooves, vettige begrafenismuziek, cabaret en tango, waarbij alles met een groot respect voor de traditie gespeeld werd.

In het vrolijk heen en weer schommelen van de muziek, werden duidelijk hoge eisen gesteld aan de uitvoerders, vooral wat betreft engagement en samenspel. Wie hier wilde meedraaien, mocht geen reserves houden en kon maar beter exact weten hoe de arrangementen in elkaar zaten. Er werd immers niet op een risico meer of minder gekeken. Vooral ‘A Sound With a View’ was erg samenspelgevoelig met een afgemeten minimalistisch begin dat later eindigde in stomende jazz waarbij de verschillende instrumenten op elkaar inhaakten tegen een indrukwekkende rotvaart. Bovendien wist Braam de combinaties van de muzikanten ook compositorisch uit te buiten. De basgitaar van Pieter Douma en de cornet van Taylor Ho Bynum werden perfect geïntegreerd in het strijkkwartet en de combinatie van basgitaar en tuba klonk als een moddervette optelsom waarbij één plus één echt wel drie werd.

Als laatste stuk van de officiële set speelde het Hybrid 10tet ‘Rich Rabbit Research’, het stuk dat Braam voor De Singer in gedachten had. De ontsporende hoempa die uiteindelijk uitgaf op strak afgelijnde ritmes met het hele orkest op een lijn, haalde nog eens de flexibiliteit aan waarmee de groep en de muziek van Braam zich bewogen.

Meer nog dan met zijn andere ensembles vertoefde Braam met zijn Hybrid 10tet in een muzikaal niemandsland. Zijn stukken en de interpretaties van de bandleden horen nergens thuis, maar passen en passeren overal. Braam bekommert zich nog steeds niet om scholen, tradities of geplogenheden en komt zo in het vaarwater van groepen als de Flat Earth Society. Al lijkt hij op sommige momenten eerder te beginnen waar zijn Belgische collega’s stoppen.

 

Meer over Michiel Braam Hybrid 10tet


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.