Na twee avonden in de grote zaal werd Domein Harvey afgesloten in Studio 1 en de Kamermuziekzaal. Het downsizen in afmetingen betekende echter niet besparen op kwaliteit: niet van de uitgevoerde werken, noch van de uitvoeringen.
Studio 1 vormde het decor voor een lecture performance van cellist Arne Deforce die in samenspraak met musicoloog Maarten Beirens twee werken van Jonathan Harvey toelichtte: het akoestische ‘Curve With Plateaux’ en het twintig minuten durende ‘Advaya’ voor cello, sampler en elektronica, een van de sleutelwerken in het oeuvre van Harvey. Waarom ‘Advaya’ zo’n belangrijke plaats bekleedt binnen het werk van de Britse componist, maakte Deforce - die nog persoonlijk met Harvey samengewerkt heeft - duidelijk met tekst en muziek. De bouwstenen (constante tonen, grove en gekartelde klanken, glissandi) en de belangrijkste technieken (canons en bijgevoegde frequenties) van de compositie werden uitgelegd en gedemonstreerd. Daarbij ging heel wat aandacht naar de inzet van de elektronica en de invloeden van het Verre Oosten (verdoken tablaritmes en expliciete melodieën), twee rode draden doorheen het oeuvre van Harvey die ook op het slotconcert nog zouden opduiken.
Deforce besloot de lecture performance met een uitvoering van beide stukken. Op zich al een half optreden waard, kreeg het publiek zo de kans om het vertelde en gedemonstreerde ook in een reguliere concertcontext te horen. Dat een dergelijk opzet muziek dichter bij de geïnteresseerde, maar niet gespecialiseerde luisteraar brengt, bleek uit de reacties en vragen achteraf. Zonder belerend of didactisch te zijn, hadden Deforce en Beirens duidelijk deuren geopend naar Harvey’s muziek en de achtergronden ervan.
Voor het slotconcert van Domein Harvey werd het publiek opnieuw aan haar “klassieke” lot over gelaten. De kans dat dat echt een probleem vormde was minimaal, zeker voor het tweede deel waarin Ictus het spectaculaire ‘Bhakti’ speelde. Voor de korte pauze waren enkele muzikanten van het ensemble in kleinere bezetting te horen. Hoboïst Piet Van Bockstal speelde Harvey’s ‘Ricercare Una Melodia’ waarin de hobo geconfronteerd werd met een op voorhand opgenomen tape. Het werk liet een opvallend melodische Harvey horen, die de door de hobo gespeelde melodieën op band uitvouwde tot een veelstemmige canon.
Zo werd het muzikale kleinood ‘Ricercare Una Melodia’ (het werk duurt slechts vijf minuten) een van de meest herkenbare en vlot volgbare werken op het programma. Dat voer onder de vlag “Harvey en de jonge generatie”, een wat overdreven titel voor een concert waarop welgeteld een telg van die jonge generatie vertegenwoordigd was. Van de Spanjaard, Hèctor Parra, wel een gewezen student van Harvey, speelden de strijkers van Ictus het ‘String Trio’. Of de gemiddelde luisteraar veel referenties naar de muziek van Brit gehoord zal hebben, valt te betwijfelen. Parra mag dan net als zijn voormalige leermeester elektronica gebruiken, de manier waarop hij dat deed, verschilde grondig van hoe Harvey er mee omsprong. Hier geen vermenging van akoestisch en elektronisch, maar een elektronica die boven of naast de strijkers geplaatst werd als een mistige waas waarin glasheldere klanken oplichtten als dwaallichtjes in de nevel.
Ook de bij momenten vlot volgbare lijnen van Harvey kwamen in het werk van Parra niet naar voor. Vooral in het begin opteerde de Spanjaard voor korte en abstracte bewegingen die even snel verdwenen als ze opgekomen waren. Zo werd het eerste deel van zijn trio een pijlsnelle eb- en vloedbeweging waarbij de drie strijkers elkaar in extreme registers op de hielen zaten. De jachtige interventies bedaarden pas toen de elektronica haar intrede deed, om naar het einde in minder scherpe gedaante terug te keren. Hoe indrukwekkend Parra’s muziek qua samenspel ook klonk, na verloop van tijd werd het voor de luisteraar moeilijker om de aandacht er bij te houden. De haast sensuele klankgevoeligheid die Harvey’s muziek kleurt, was bij de Spanjaard niet te bespeuren, maar dat gebrek zou in het tweede deel van het concert ruimschoots gecompenseerd worden.
Met een duur van ruim vijftig minuten was ‘Bhakti’ het langste werk van Harvey dat tijdens het weekend in Brugge op het programma stond. Het stuk dateert uit 1982, de periode dat Harvey aan het Ircam de omgeving vond om het gebruik van elektronica in zijn muziek uit te werken tot op het niveau dat hij het wilde hebben. Net als in ‘The Summer Cloud’s Awakening’ (een dag eerder te horen in een uitvoering van het Lets Radio Koor) of ‘Advaya’ stelde Harvey zich niet tevreden met eender welke niet-akoestisch inbreng. Het analyseren en op basis daarvan bijsturen en bewerken van opgenomen klanken, resulteerde in een sonore flexibiliteit, waarbij de grens tussen akoestisch en elektronisch uitgewist werd. De technologie kwam in het verlengde van de live spelende instrumenten te liggen: niet als een kunstmatige aanvulling op, maar als een natuurlijke uitbreiding ervan.
In combinatie met de elektronica werd het vijftienkoppige ensemble zo het basismateriaal voor een klankmassa die Harvey betoverend mooi kon kneden tot in de fijnste details. Vage echo’s van ragtime-ritmes op Wagneriaanse melodieën werden hoogst natuurlijk in het geheel opgenomen, zodat de muziek elk eclecticisme oversteeg. Zelfs de expliciete geluiden van luidende klokken deden op geen enkel moment vreemd aan, maar ook elders was Harvey’s inzet van technologie verrassend vanzelfsprekend. De manier waarop een elektronisch geluid uit een trompetklank getrokken of geboren werd, of de souplesse waarmee de live gespeelde hoorn in discussie ging met zijn elektronisch spiegelbeeld, maakten het geheel haast ongewoon natuurlijk.
Bovendien stelde de technologie Harvey in staat om de verschillende sferen en emoties verder uit te diepen: van het speels-enthousiaste tot het beklijvende ritueel-mysterieuze. Deze geladen sfeer als van geheimen uit een ver en verboden verleden werd ook door de belichting ondersteund: telkens wanneer de elektronica de zaak overnam van het live spelende ensemble, werden de lichten gedimd, alsof de luisteraar uitgenodigd werd om het visuele op te geven en maximaal in het geluid op te gaan. Een mooi extraatje dat aanvankelijk de aandacht leek te zullen afleiden van de muziek, maar uiteindelijk deed wat het moest doen: het onderstrepen van wat er in ‘Bhakti’ gaande was. Al had de oorverblindende muziek het zeker ook zonder kunnen redden. Daarvoor was het stuk al meer dan genoeg een ervaring op zichzelf.