Na een openingsconcert met solosets van Anthony Braxton en Els Vandeweyer was het voor het vervolg van Follow the Sound wachten op donderdag 25 oktober. AMUZ werd ingewisseld voor de deSingel, waar opnieuw twee soloconcerten gepland stonden, naast evenveel ensembles: een op papier mooi en overvloedig programma.
Het openingsconcert van het weekendluik van Follow the Sound werd op gang getrokken door de Belgische saxofonist Robin Verheyen. Met een dikke tien minuten vertraging begon hij aan zijn soloset, maar met een duur van iets boven het half uur haalde hij nog proper de deadline van het slot. Alleen het podium en de toebemeten tijd vullen als saxofonist is nog een ander verhaal dan als pianist. Het ontbreken van echte harmonische mogelijkheden is een handicap die op andere muzikale terreinen gecompenseerd moet worden. Bovendien beperkte Verheyen zich in deSingel tot de sopraansax en liet de tenor aan de kant, waardoor hij zichzelf een voor de hand liggende vorm van variatie ontnam.
Gevoeliger voor de lokroep van effecten was Network of Stoppages, een project rond de Nederlandse trompettist Sanne Van Hek. Met een octet, bestaande uit Van Hek, rietblazers David Kweksilber en Octurns Bo van der Werf, tubaspeler Tjeerd Oostendorp, pianist Benoît Delbecq, bassiste Fanny Lasfargues, de uit de VS overgevlogen Belgische drummer Lander Gyselinck en Gilbert Nouno op elektronica, had de band het materiaal in huis om verschillende invalshoeken aan te boren.
Nouno bleek het bindmiddel voor de band te zijn, of beter: de soep waarin de balletjes dreven. Zijn abstracte elektronica en live manipulatie van zijn collega’s vormde de rode draad doorheen de set die helaas niet altijd even homogeen en inhoudelijk sterk was. In combinatie met de bedachtzame uithalen van Van Hek of de amorfe pianoriedels en -erupties van Delbecq leverde de set de beste resultaten op. De ambientsfeer die de muziek kreeg, zorgde voor een even mooi als bevreemdend klankbeeld.
Het melodische materiaal dat er bij en op geplaatst werd, bleek echter te zwak om verder te dragen. Te beperkt van gedaante klonk de combinatie bij momenten onverschillig, alsof de muzikanten zelf niet goed wisten waar het allemaal naar toe moest. Wanneer de band als geheel werd aangewend, ontstond wel een fraai, gelaagd geluid en ook de opvallend warme en zangerige tubalijnen van Tjeerd Oostendorp zorgden voor een frisse injectie. Gyselinck mocht de klassieke rol van de drummer overschrijden en kon zo volwaardig met de andere muzikanten meespelen. Op het einde verliet hij deze zelfstandige inbreng voor elementair hakkende, punky ritmes die echter het geheel niet spannender of uitdagender maakten. Daarvoor hing het achttal te veel als los zand aan elkaar.
De intensiteit en samenhang waar het Sanne Van Hek en haar collega’s aan ontbrak, was des te meer aanwezig in de tweede soloset van de avond, die van de Spaanse pianist Agustí Fernández. Voor aanvang kondigde die aan dat hij zijn optreden wilde opdragen aan de vorige week overleden elektronicamuzikant Joan Saura met wie enkele jaren geleden het duoalbum ‘Vents’ opnam.
De rijkdom die tijdens het vorige concert uit een laptop kwam, haalde Fernández uit een akoestische piano. Het ontbrak de muziek aan niets, waardoor hij de luisteraars moeiteloos mee kon nemen in zijn muzikale verhaal. Ook toen dat na een tijdje de switch maakte naar het “gewone” klaviergebruik. Met tremolo’s zette hij grootse en permanent bewegende klankvelden op die naadloos aansloten bij het vorige deel. Zo slaagde Fernández er in om met ogenschijnlijk heel uiteenlopende benaderingen een grote spanningsboog te creëren die opmerkelijk homogeen klonk en in alle inventiviteit bloedstollende mooi en toegankelijk bleef, zonder dat hij ook maar ergens toegevingen moest doen.
Voor de afsluiter van de avond stonden de verwachtingen al even hoog gespannen. Van het Gerry Hemingway Quintet verscheen in 2011 een album op het Clean Feed label. Goed een jaar later is de cd, zoals Hemingway zelf ironisch opmerkte, door het uit productie gaan al een collectors item geworden. Jammer, want het schijfje laat een indrukwekkende vijftal horen met als rietblazers de energieke Oscar Noriega en de meer bedachtzame Ellery Eskelin, de voor het geluid van het kwintet essentiële gitarist Terrence McManus, Hemingway zelf op drums en bassist Kermit Driscoll. Deze laatste diende wegens ziekte verstek te laten gaan en werd vervangen door Mark Helias.
Invallen in een band is nooit een lachertje, maar helemaal niet bij Hemingway’s kwintet. De grillige thema’s die van links naar rechts stuiteren, de gelaagde opbouw van de muziek en de verrassende punten van coördinatie stellen hoge eisen aan de muzikanten en dat was in Antwerpen niet anders.
Met ‘Riptide’, de titel van de recentste cd van de band, werden meteen de kaarten op tafel gegooid: hoekige ritmes en kort geknipte motieven in de saxen dreven op en door een vrijer bewegende McManus. De ritmische eensgezindheid tussen de blazers bleek zelfs voor muzikanten van dit kaliber geen evidentie. Aan verschillende kanten tikten voeten driftig de maat mee, alsof de vijf het repertoire van de band al maandenlang niet meer gespeeld hadden en alle concentratie moesten aanwenden zie ze voorradig hadden. Echte grote missers bleven echter achterwegen (voor zover die voor niet-ingewijden te detecteren waren in deze ingenieus ineengestoken muziek die de dissonantie niet schuwt), al leek Helias zich bij de inzet van het speelse ‘Backabacka’ even te mispakken aan de toonaard.
In ‘Gitar’, ingeleid door Hemingway op mondharmonica, liet de groep een ander gelaat zien. Het springerige en haakse dat vaak de muziek van het kwintet kleurde, werd verruild voor een meer mysterieus, afwachtend geluid waarin bij momenten een klassiekere melodievoering opdook. McManus liet de snelle, repetitieve riffjes of de uitgesponnen contrapuntische lijnen aan de kant en leverde een geluid dat sterk tegen noise aanschurkte. Zo trok hij de sound van de band, die al aardig op scherp stond, nog verder open richting het vrijere geluid.
Even scherp als op ‘Riptide’ werd het Gerry Hemingway Quintet kwintet nooit, want daarvoor mistte de band het vanzelfsprekende samenspel. Met de intrinsieke klasse en muzikaliteit van de individuele musici werd dit echter grotendeels opgevangen. Zo kreeg de donderdag van Follow the Sound een meer dan deftige afsluiter, het even mooie als gevarieerde programma waardig.