Met zijn tweede stop in Brussel dit seizoen overtuigt Mariss Jansons op verbluffende wijze met een meesterlijke vijfde van Tchaikovsky. Veel meer nog dan in Brahms’ requiem kon het Koninklijk Concertgebouworkest hierin zijn ongelofelijke klasse tonen. Ook een zeer in de smaak vallende Richard Strauss construeerde mee een onvergetelijke concertavond.
Mariss Jansons heeft daarnaast ook een hele geschiedenis met Tchaikovsky. Eigenlijk met het volledige grote Russische repertoire. Als hij zal herinnerd worden dan wel voor zijn Rachmaninov, Shostakovich en Tchaikovsky-registraties. De opnames die hij van hun muziek met het Oslo Philharmonic Orchestra maakte, zijn nog steeds referenties. Met zijn ander orkest, het Symphonieorchester des Bayerischen Rundfunks, nam Jansons onlangs nog een fenomenale vijfde op en veel van de kwaliteiten daarvan kwamen in Bozar terug, met dat extra optillende in de feilloze muzikaliteit van het Concertgebouworkest. Een orkest dat deze symfonie al koestert sinds de jaren met Mengelberg overigens. En hoe zwaar liet Jansons de bassen de gevoelig-melancholische klarinet begeleiden in de openingsmaten! De toon voor tragiek was gezet. Vooral in het tweede deel bereikte Jansons een ongekende intensiteit. Dat de hoorn-solo hierin van een schoonheid was om van omver te vallen, speelde zeker mee. Op geen enkele manier liet Jansons een schijntje van autoriteit doorschemeren in zijn aanpak, doch de aandacht van het orkest voor zijn kleine tempowijzigingen, zijn spel met texturen was volmaakt, met fenomenaal resultaat. Het is gemeenzaam bekend, maar altijd weer verbluffend hoe mooi de blazers van het Concertgebouworkest klinken. De strijkers daaronder hebben iets van hun historische gepoleistheid verloren en klinken nu internationaler dan ooit. Hoe dan ook blijft dit een orkest aan de absolute top, gezegend met een chef-dirigent als Jansons. Onvergetelijk savoureren.