In het kader van MA Festival rond Japanse cultuur vond in het KC BELGIE JapanImprov #8 plaats. Zoals de naam al aangeeft, was het niet de eerste keer dat artiesten uit het land van de rijzende zon in Hasselt neerstreken.

In het programma van het vijfdaagse MA Festival, was JapanImprov #8 een eerste van twee avonden waarop ruim tien muzikanten samengebracht werden. Niet om op te treden in voor hen bekende formaties, maar om het gezelschap op te zoeken van diegenen waarmee ze zelden of zelfs nooit te horen zijn.

Deze ontmoetingen bleken niet altijd even vanzelfsprekend. Onverwachte of ongewone combinaties vragen niet alleen openheid van de betrokken muzikanten, maar kunnen ook technisch complex liggen. Het eerste bleek in het KC BELGIE geen probleem, het tweede was een ander paar mouwen.

Vooral in de openingsset bleek de keuze om de piano te versterken, hoe verantwoord ook, niet altijd even gelukkig. Pianiste Pak Yan Lau zat, afhankelijk van waar de luisteraar plaats nam, net genoeg of net te veel in het geluid. Slachtoffers van dienst waren vooral gitarist en elektronicamuzikant Marron en drummer Tatsuhisa Yamamoto. Het zachtere werk van deze laatste kwam vaak minder tot haar recht, zoals ook de geluiden van de eerste soms wat verloren liepen.

v.l.n.r.: João Lobo, Chris Corsano, Akira Sakata, Darin Gray, Eric Thielemans (foto: Ronny Wertelaers)
v.l.n.r.: João Lobo, Chris Corsano, Akira Sakata, Darin Gray, Eric Thielemans (foto: Ronny Wertelaers)
Extra jammer, want de contrasterende karakters van de muzikanten boden heel wat mogelijkheden. Pak Yan Lau’s klassieke techniek die haar in staat stelde snel repeterende formules te spelen, al dan niet voorzien van extra lagen, stond in scherp contrast met de abstracte klanken van Marron. Bastubaspeler Daysuke Takaoka vond met zijn groot arsenaal aan klanken aansluiting bij iedereen: door te spelen zonder mondstuk of te blazen op de buisjes van zijn instrument kon hij licht en zacht klinken als een Japanse bamboefluit, terwijl hij evenzeer de dieperik ik kon duiken.

De muzikale verschillen maakten dat de vier aanvankelijk wat aftastwerk hadden, maar geleidelijk aan vonden ze elkaar. Ze belandden samen in een duidelijke flow die resulteerde in enkele momenten van klassieke dynamische opbouw, zonder echt brutaal te worden.

De tweede groep besteedde beduidend minder tijd aan het elkaar zoeken. Niet verwonderlijk, aangezien het sextet grotendeels gevormd werd door twee “vaste” bands. Met saxofonist Akira Sakata, drummer Chris Corsano en bassist Darin Gray stond het trio Chikamorachi integraal op het podium, naast pianist Giovanni di Domenico en drummer João Lobo die ook samen spelen als UKI-YO. Aangevuld met vrijbuiter Eric Thielemans op drums, kwam het aantal slagwerkers op drie, iets wat het publiek snel geweten zou hebben.

Was de inzet van piano en sax nog melodisch, lang duurde het niet voor de drie drummers het laken naar zich toe trokken. Lobo probeerde aanvankelijk nog met wat kleinere geluiden een verschil te maken, maar moest snel inzien dat zijn collega’s andere plannen hadden. Powerplay en donderende percussie bleken echter geen probleem voor Sakata en di Domenico die het geweld dat van achter hen kwam moeiteloos konden volgen.

Toen Sakata naar de klarinet greep, klaarde het klankbeeld wat op. Hier werd echter opnieuw het geluidprobleem hoorbaar, toen Thielemans (als enige begeleider van Sakata) net te sterk naar voor kwam: opgesteld achter de blazer was het voor hem blijkbaar niet zomaar in te schatten wat het resultaat van zijn spel voor het publiek was.

De grootste krachtexplosie werd echter bewaard voor het derde en laatste deel. Di Domenico trok de zaak stevig op gang en verplichtte met zijn hamerende akkoorden zijn collega’s om hun meest potente geluid boven te halen. Bijzonder fraai was het moment waarop Lobo en Thielemans er de brui aan gaven en Corsano er als drummer plots alleen voor stond. Waar hij tot dan toe eerder low profile gevlogen had, slaagde hij er ineens in de kracht van zijn twee collega’s alleen op te vangen, waardoor de muziek zonder cesuur doorliep.

Sakata van zijn kant speelde hoog spel. Hij wachtte met inzetten tot zijn vijf kompanen in het rood gingen en dook pas laat in het geluid. Het gevaar om totaal overbodig binnen te vallen, loerde om de hoek, maar de kleine, 65-jarige Japanner slaagde er in om een relevante laag bovenop het geluid van zijn collega’s te gooien: met dank aan de ondertussen prima versterking en vooral zijn sappige altsaxklank.

Butoh-dans (foto: Ronny Wertelaers)
Butoh-dans (foto: Ronny Wertelaers)
Voor het tweede deel van de avond verhuisde JapanImprov #8 naar de zwarte zaal van het kunstencentrum voor een luik rond Japans theater en dans. Met het theatergezelschap Kodomo Kyojin verdween de muziek even naar het achterplan. Wat leek te beginnen als goedbedoeld schooltoneel evolueerde geleidelijk aan naar een Monty Python-achtige gekheid die absurdistisch van de ene scène naar de andere switchte. Het ratelen, praten, zingen, krijsen en de vocale percussie van de acteurs fungeerde daarbij als geluidsband die bij momenten haast muzikale kwaliteiten kreeg.

Voor de butoh-dansvoorstelling werd terug een beroep gedaan op muzikanten, verdeeld in twee trio’s die tegenover elkaar opgesteld stonden. Tussen en rond de twee groepen bewogen twee dansers in een lichaamstaal die oogde als een mix van breakdance en mime. Ondanks de hoge eisen die deze bewegingstaal aan de uitvoerders stelde, konden de dansers bij momenten alert reageren op suggesties die vanuit de muziek op hen af kwamen. Die muziek was van het beste dat de avond te bieden had, mede door het contrast tussen de twee optredende trio’s. De inzet werd gegeven door het drietal rond Akira Sakata, deze keer uitsluitend op klarinet. Sakata zat met zijn uitgesproken melodische lijnen dicht bij de klassieke muziek, terwijl het tingelende speelgoedpiano van Pak Yan Lau en de zachte drumklanken van Yuko Oshima het geheel een erg fijnmazige klank meegaven. Aan de overkant stonden met Corsano en Thielemans twee geweldenaars van een vorige set, maar beiden opteerden in deze setting voor het gebruik van veel klein materiaal. Corsano gebruikte daarbij de onderdelen van zijn drumstel als natuurlijke klankkast, terwijl Thielemans een grote orkesttrom als versterking aanwendde. De finesse die weinig kansen kreeg in hun eerdere optreden, was hier overvloedig aanwezig. Vooral Thielemans raasde lichtvoetig over het arsenaal aan kleine cimbaaltjes, kommetjes en andere metalen voorwerpen die hij voorhanden had.

In dit lichte, vaak tingelende geluid wist Takaoka zijn bastuba naadloos in te passen, ook toen de twee trio’s in elkaar verstrengeld raakten. Er werd ruimte gelaten voor de klanken van anderen, waardoor iedereen hoorbaar bleef, hoewel het voor publiek uitkijken of zelfs raden was om te achterhalen wie voor welk geluid zorgde en hoe. Het maakte de voorstelling er alleen maar mysterieuzer op: muzikaal en in combinatie met de dansers.

Daysuke Takaoka, Akira Sakata, Darin Gray (foto: Ronny Wertelaers)
Daysuke Takaoka, Akira Sakata, Darin Gray (foto: Ronny Wertelaers)
Voor het laatste deel van de avond trok JapanImprov #8 terug naar de cafézaal. Enkele muzikanten die in het eerste luik meegespeeld hadden, doken opnieuw op, maar in een gevoelig andere setting. Van de eerste set werden Marron en Tatsuhisa Yamamoto samen gezet met Giovanni di Domenico en Darin Gray uit de tweede. De sfeer was eerder die van het eerste optreden. Marron kwam nu duidelijker in het stuk voor en di Domenico deed het merkelijk rustiger aan, waardoor Yamamoto op zijn beurt beter hoorbaar werd. Van het nerveuze of het energieke van de eerdere concerten bleef weinig over. Het kwartet koos voor een soundscape-achtige benadering. De lang uitgesponnen geluiden en frases resulteerden in de breedst uitgesmeerde muziek van de hele avond, ook toen Darin Gray zijn bas even met rust liet en naar een militaire klaroen greep.

Op voorhand had curator di Domencio aangegeven dat alles open lag: dat bands als UKI-YO en Chikamorachi voltallig aanwezig waren, betekende niet noodzakelijk dat ze ook als dusdanig zouden aantreden. Hij hield woord, tot op het einde van de avond toe, want de voorspelbare apotheose met alle muzikanten samen, kwam er niet.

Toch tekende het laatste optreden voor een van de mooiste sets van de hele avond, dankzij het drumduo van Yuko Oshima en João Lobo waarmee het slot op gang getrokken werd. De Japanse koos voor het gebruik van vellen, terwijl de Portugees grotendeels zwoer bij cimbalen. Het resultaat was een gevarieerd klankpallet dat maximaal transparant bleef en waarin beide musici hun eigen plaats konden vinden.

Op de gaanderij boven de muzikanten was ondertussen een van de dansers opnieuw opgedoken, die performend de trap af kwam, tussen het publiek door ging om uit te komen achter de uitvoerende muzikanten. Ondertussen waren Oshima en Lobo naar elkaar toegegroeid. Niet alleen gebruikten ze grotendeels dezelfde onderdelen van hun drumsets, ze zochten ook parallelle, maar net niet simultaan uitgevoerde ritmes en patronen op. Dit resulteerde in een desoriënterend geluid, als bij een natuurlijke echo of een minimaal faseverschil tussen twee bijna identieke partijen.

Deze prachtige percussiedialoog vormde de aanzet tot de opbouw van een grotere groep: eerst met de initiatiefnemers van het MA Festival Giovanni di Domenico en Pak Yan Lau als vierhandig pianoduo en later met het blazersduo Sakate-Takaoka. Met de komst van bassist Darin Gray werd het septet de grootste formatie van de avond. Na ruim drie uur was de grootste muzikale scherpte er ondertussen af. Toch zorgde het melodische en haast consonant-tonale einde desalniettemin voor een even mooi als onverwacht slot.

 

Meer over MA Festival – JapanImprov #8


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.