Hoe feestelijk! Een barstensvolle zaal anticipeert vol hoge verwachtingen door blij-enthousiast een opkomende dirigent te begroeten en verzinkt vervolgens in een bereidwillig-aandachtvolle stilte. Bozar was zelden zo verheugd met een dirigent-orkest combinatie: Valery Gergiev stond op zondag 18 maart voor het Koninklijk Concertgebouworkest Amsterdam. Het resultaat zal nog lang heugen.
Valery Gergiev (foto: Joachim Ladefoged / VII)
Valery Gergiev is een graag geziene gast in Brussel. Zowel met zijn Mariinsky Orkest uit Sint-Petersburg als met het London Symphony Orchestra leverde hij er recent nog topprestaties af, met het eerste orkest in Russische muziek, met het andere in Mahler. Het imposante charisma van de man geeft meestal aanleiding tot hoog-energetische concerten, liefst in stormachtige muziek, waarin Gergiev enerzijds het grote gebaar niet verliest en anderzijds ook niet pathetiseert. Het Koninklijk Concertgebouworkest werd redelijk recent door
Gramophone nog uitgeroepen tot beste orkest van de wereld. Met zijn indrukwekkende traditie en blijvende topkwaliteit staat het dus met een voet in het verleden en een in het heden. Het is een orkest dat opvalt door zijn gepolijste klank: nooit zal het zich tot een exces laten verleiden, en bovendien is er dankzij zijn feilloze machinerie nog veel ruimte voor plasticiteit. Hierdoor is het een dankbaar orkest voor een gastdirigent die een stempel wil drukken. Een mooi uitgangspunt voor Gergiev om drie topwerken te brengen.
‘Métaboles’ is een compositie die zijn titel dankt aan het fysiologisch proces waarbij een chemische stof wordt omgezet in een andere. Henri Dutilleux poogt er een eigentijdse visie op de variatie in de muziek mee te benoemen. In vijf delen ondergaat het basismateriaal continu transformaties, waarbij elke groep van het orkest afzonderlijk wordt aangewend. De prachtige orkestkleuren die op die manier ontstaan zijn typisch Frans. Neem hierbij Dutilleux’ zin voor coherentie en vorm en er ontstaat een topwerk. Hoewel Gergiev in dit repertoire ietwat verkrampt aanvoelt, kon hij toch de verfijnde orkestratie tot zijn recht laten komen. Hij evoceerde een heel zintuiglijke versie van het stuk, met uitzondering van het deel met voornamelijk slagwerk, waarin hij een magische oase van rust bracht voordat het turbulente finale deel moest klinken.
Leonidas Kavakos (foto: Yannis Bournias)
Jean Sibelius evolueerde in het begin van de 20e eeuw van een componist die schreef uit nationalistische drijfveren, naar iemand die, zoals Mahler, de natuurbeleving centraal stelde. Zijn tweede symfonie en daaropvolgend vioolconcerto kunnen gezien worden als de eerste symbiose van deze natuurverwerking in zijn composities. Ondanks het feit dat dit concerto nu een van de meest gespeelde en opgenomen werken ter wereld is, kende het een moeizame start. Eerst moest Sibelius de partituur herzien, omdat de solist ze niet kon spelen en de geredigeerde versie raakte na de première in vergetelheid, om door Heifetz in 1930 van onder het stof gehaald te worden. De solist op 18 maart was Leonidas Kavakos - en van welke ongelofelijke kwaliteit! Technisch meesterschap werd gekoppeld aan een fenomenale maturiteit. Hier was geen showman aan het werk, maar een diepzinnig musicus die met overtuiging de kracht van de melodie deed spreken. Gergiev begeleide soms ietwat onnauwkeurig, maar de kwaliteiten van het RCO kwamen dusdanig tot hun recht dat er geen afbreuk werd gedaan aan het werk.
Van alle twintigste eeuwse componisten had Sergey Prokofiev misschien wel het sterkste gevoel voor melodie en kleur. Hij week vroeg uit naar de VS en Parijs, waar hij samenwerkte met Diagilev, om in 1933 terug te keren naar Rusland. Een slechte keuze, want hij moest zich aanpassen aan de stijl van het “sociaal realisme”. Zijn 5e symfonie is in 1944 geschreven, hetzelfde jaar als de 8e symfonie van Shostakovich. Deze laatste werd in het kader van de Zhdanov-doctrine totaal afgekraakt en de arme componist werd tot op de grond vernederd. In tegenstelling met de monumentale 8e, klonk Prokovievs 5e helder en heroïsch en ze werd dan ook bejubeld. Het werk is een kolfje naar de hand van Gergiev. Als geen ander weet hij de lange melodische lijnen, de messcherpe humor en de passie in dit werk tot expressie te brengen. Als een toporkest hem hierin naadloos volgt, staat dat garant voor vuurwerk. En zo reageerde ook het publiek, met een spervuur van geklap, tot de maestro zelf er een einde aan moest maken door de muzikanten de coulissen in te dwingen.
Meer over Valery Gergiev, Koninklijk Concertgebouworkest, Leonidas Kavakos
Verder bij Kwadratuur
Interessante links