Een passage van de vrijbuiters van het ICP Orchestra is steeds een belevenis. Als all star formatie van de Nederlandse geïmproviseerde muziek is de band al sinds de jaren ’60 het vlaggenschip van muziek die geen grenzen kent, buiten die van de aanwezige muzikanten.

ICP-aanvoerder en pianist Misha Mengelberg wandelt met wat moeite door de zaal (in De Singer liggen de artiestenruimtes achterin de zaal) het podium op, gekleed in een knal oranje winterjas en voorzien van een trendy wandelstok. De jas wordt over een stoel (die later bezet zal worden door cellist Tristan Honsinger) gehangen, waar ook de wandelstok een tijdelijk onderkomen vindt.

Mengelberg schuifelt naar de piano terwijl hij een en ander toelicht: hij is herstellende van een voorvalletje en het gaat allemaal wat minder vlot dan vroeger. Geen probleem, want hij is nooit echt op zoek geweest naar virtuositeit. De dingen die hij zal spelen hebben eigenlijk geen titel, maar het zou kunnen dat hij er eentje bedenkt en dat dan even met het publiek deelt. Of niet natuurlijk, want mogelijk speelt hij gewoon een hele tijd door. Daarna zal hij vragen of ook de andere muzikanten van het ICP “een stukje” willen spelen.

Misha Mengelberg (foto: Arne De Crom)
Misha Mengelberg (foto: Arne De Crom)
Een stukje: grote retoriek is aan de eigenzinnige Nederlandse pianist nooit besteed geweest. Bekend om zijn grillige muzikale ideeën en zijn humor achter en op het podium geldt Mengelberg echter wel al decennia als een unieke verschijning in de wereld van de jazz en de geïmproviseerde muziek: het soort pianist waar men over de oceaan jaloers op is.

Dat het allemaal wat moeizamer gaat, valt niet te ontkennen. De tien minuten solo piano die het publiek in De Singer als opwarmer krijgt, zijn opvallend sereen. Mengelberg kiest voor homoritmische passages waarbij de verschillende vingers min of meer gelijktijdig van noot wisselen, snelle bewegingen waarbij de handen weer parallel bewegen of duidelijke melodische fragmenten die ondersteund worden door een min of meer stabiele begeleiding.

Geen grote, dwarse sprongen meer, het lijkt wel alsof Mengelberg zich meer en meer terugplooit op de eenvoud. Niet dat de muziek meteen ‘Satin Doll’ wordt, maar de scherpe randjes zijn er afgevijld om plaats te maken voor een zachtere esthetiek. Extra fraai blijft echter het evenwicht in de harmonie. Nooit klassiek, noch extreem dissonant bewandelt hij een delicaat pad dat laat horen welk een muzikaal aanvoelen en evenwicht er in zijn muzikaal bewustzijn aanwezig is.

Wanneer Mengelberg van het podium stapt, de oranje jas op het podium achterlatend, verschijnen de muzikanten van de Instant Composers Pool er een voor een op, voor een ritje langs composities en arrangementen van Mengelberg. De ICP (oorspronkelijk opgericht door drummer Han Bennink en de vorig jaar overleden saxofonist Willem Breuker) wordt vaak gezien en getypeerd als het orkest van Misha Mengelberg, iets wat deze laatste niet graag bevestigt. Een blik op het repertoire laat er echter weinig twijfel over bestaan: de geest van de Nederlandse pianist en componist domineert het oeuvre van de band. 

Tobias Delius (foto: Arne De Crom)
Tobias Delius (foto: Arne De Crom)
In de composities en de arrangementen van Mengelberg komt zijn volstrekt unieke muzikale karakter naar boven: het alledaagse en het artistieke worden onlosmakelijk met elkaar vervlochten. Dit is muziek van de straat, gemaakt voor de high brow kunstgalerij of omgekeerd. De muziek hobbelt, knotst en botst, maar wordt nergens vulgair. De manier waarop Mengelberg speelt met de kleuren van de musici, de harmonie van bestaande composities verwijdt en melodielijnen demonteert zorgt voor een volgehouden spanning die door de luisteraar ondergaan wordt met een raadselachtige glimlach op het gezicht.

Daarbinnen bewegen zich de individuen: de melodische altviool van Mary Oliver, de lyrische klarinet en altsax van Michael Moore, het ruwere kroeggeluid van saxofonist Tobias Delius of de volstrekt eigen en abstracte sound van rietblazer Ab Baars. Drummer Han Bennink (de eeuwige sparringpartner van Mengelberg, binnen en buiten de ICP) werkt zich minder op de voorgrond en legt droge, maar effectieve grooves met lekker veel ruimte, waardoor de muziek niet op slot gedraaid wordt: niet onbelangrijk voor een orkest dat het bredere repertoire van Mengeberg speelt.

Hoe mooi het allemaal samen past wordt meteen duidelijk in ‘House Party Starting’, een compositie van Herbie Nichols die door Mengebergs bewerking in een eigenzinnige film noir sfeer baadt. De muziek klinkt als een verzameling losse eindjes, waarin iedereen zo maar zijn weg dient te zoeken, maar verraadt tegelijkertijd een genuanceerd samenspel vol details, onafgewerkte flarden die opgepikt worden door andere muzikanten en lagen die over elkaar schuiven, al hebben ze schijnbaar niets met elkaar te maken. Dit is muziek met een artisanaal hoge gisting: natuurlijk en met een heel eigen karakter. Even rammelend, maar al even precies is Monks ‘Humph’, terwijl de stukken van Mengelberg zelf zorgen voor passages langs latin en swing, maar steeds in de karakteristieke ICP-knoop.

De eerste set wordt beëindigd met ‘Krijt’, een trio voor Oliver, Honsinger en bassist Ernst Glerum die hier zijn geweldige sonoriteit kan uitspelen. Wat begint als een zwevend-walsende ‘Gymnopédie’ van Satie eindigt hakkend en bewegend: een knap staaltje alternatieve strijkerscultuur. Zo alternatief dat Honsinger door zijn collega’s even terug op de sporen gezet moet worden: door Glerum met de instructie “do” en door Oliver met een kleine tik op de vingers.

Tristan Honsinger (foto: Arne De Crom)
Tristan Honsinger (foto: Arne De Crom)
Al het fraais kan achter niet verbergen dat Mengelberg, die voor de laatste stukken de muzikanten komt vervoegen, als pianist weinig inbreng heeft in het geheel. Op geen enkel moment weegt hij als uitvoerder op de muziek, waarbij de vraag gesteld kan worden of de ICP anders zou spelen wanneer hij afwezig was.

Hoe die vraag ook beantwoord wordt: zijn rol als componist en arrangeur blijft ook in het tweede deel van het concert onuitwisbaar. De mooie impressionistische kleuren in Ellingtons ‘Mood Indigo’ (gefundenes fressen voor trombonist en dempervirtuoos Wolter Wierbos), het dokkerende ‘Criss Cross’ van Monk en Mengelbergs eigen bigbandachtige  ‘Rumboon’ zijn stuk voor stuk kleine hoogtepunten. Wanneer de pianist in dit ‘Rumboon’ even wat soloruimte krijgt wordt zijn bescheidenere impact als pianist bevestigd: niet meer zo compact als vroeger en met veel minder kracht, zweeft Mengelberg meer door de muziek dan hij er over speelt.

Veel zorgen lijkt hij zich daarover echter niet te maken. Bij het einde van de tweede set groeten de muzikanten het publiek, waarbij Mengelberg in zijn bekende relativerende stijl naar het publiek en zijn collega’s wuift (die doodleuk terugzwaaien), waarna hij, samen met manager Susanna von Canon een koffie drinkt aan de bar terwijl de andere leden van ICP nog wat blijven hangen voor een bisnummer. Net als de oranje jas.

 

Meer over ICP Orchestra


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.