Bachs mis in b klein, later ook Höhe Messe genaamd, is samen met 'die Kunst der Fuge' of 'das Musikalisches Opfer' een soort van muzikaal testament, een werk waarin Bach de traditionele liturgische, erg polyfone compositiestijl tot een hoogtepunt wilde drijven. En ironisch genoeg is net deze Höhe Messe een werk dat, door zijn lengte (meer dan twee uur), niet geschikt is als kerkmuziek en alleen tot zijn recht kan komen in een concertante uitvoering. De mis werd in 1748 geschreven door de toen al zieke componist en moest bijna honderd jaar lang op een eerste uitvoering wachten. Veel van het materiaal dat Bach hier gebruikt is echter van vroegere datum en werd al eerder in andere werken gebruikt. Toch bouwt Bach een hechte samenhang op in deze mis, zoals in het 'Credo' waar de negen afzonderlijke nummers, aria's en koorgedeeltes, symmetrisch rond het centrale 'Crucifixus' gegroepeerd zijn.

Over deze opname, die uit 1993 dateert is al veel – terechte – lof gesproken. René Jacobs weet steeds precies het juiste tempo te kiezen om deze muziek traag en waardig genoeg te houden, zonder dat de aria's en koorgedeeltes hun ritmische impuls verliezen. Lage strijkers die duidelijk verstaanbaar zijn en een uitstekende sectie trompetten zijn hier onmisbaar. Het is dan ook heerlijk om naar de lang uitgesponnen duetten te luisteren, terwijl het 'Gloria' of het 'Et resurrexit', met hun opzwepende trompetfanfares geweldig triomfantelijk klinken en onmiddellijk zullen aanspreken. En zo een zuivere, maar toch onmiskenbaar barokke, wat 'korrelige', klank van de trompetten vindt je als luisteraar trouwens ook op weinig opnames terug. Bovendien leven koor en orkest zich net zo goed als de solisten in de muziek in. Het dankgebed ('Gratias agimus tibi') wordt ingetogen en waardig gebracht en naar het einde trots en dankbaar. Het 'Kyrie' klinkt klagend en smekend, terwijl de meeste aria's dan weer een vlotter, meer werelds karakter meekrijgen. De basaria 'Quoniam to solus sanctus' wiegt in een kalm en uitstekend gekozen tempo voort en valt dankzij de effectieve ondersteuning van twee fagotten en hoorn, nooit stil.

Bassen Matthias Goerne en Franz-Josef Selig vertolken hun aria's met een heel typerende klankkleur, helder en licht in Goernes geval en donker en gewichtig bij Selig. Tenor Christoph Prégardien laat zijn soepele, lichte en zuivere stem horen in het benedictus, dat, door zijn elegante fraseringen en gemakkelijke tempo al zijn eenvoud blijft bewaren. De obligate traversopartij windt zich moeiteloos rond Prégardiens zanglijn. Hoewel de strijkers volstrekt vibratoloos spelen, durven de zangers, vooral dan de twee sopranen, er wel eens – smaakvol – gebruik van te maken. Dit geeft Bernarda Finks aria in het 'Agnus Dei' bijvoorbeeld een klagend, slepend karakter. Altus Alex Köhlers stem, tot slot, is uitermate zuiver en blijft, zelfs in het hoge register expressief en soepel klinken.

Dit is een opname die in alle opzichten uitmuntend is. Koor, orkest en solisten zetten een meeslepende, beklijvende prestatie neer, die bovendien opvalt door een technische volmaaktheid. Bovendien is deze heruitgave, in een met vilt bekleed cd doosje, een klein juweeltje op zich, beslist de moeite waard om aan te schaffen.

Meer over Johann Sebastian Bach


Verder bij Kwadratuur

Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.