Vroeger was het simpel: was een muzikant of kunstenaar honderd of honderdvijftig jaar eerder geboren of gestorven, dan was het zijn (en in mindere mate haar) jaar. Tegenwoordig is er geen beroep, mens, dier, idee of menselijke bezigheid waar geen jaar, maand, dag of week aan gewijd wordt. Ook Gent Jazz ontsnapte niet aan de trend en zaterdag werd Wayne Shorter-dag. Niet onterecht, zoals uit de programmatie bleek.

Het was al meteen prijs. Elk jaar ontmoeten Gent Jazz en de muziekafdeling van de Hogeschool Gent (eertijds “het conservatorium”) elkaar voor een coachingsproject waarbij een ervaren muzikant enkele jongere musici onder de vleugels neemt en met hen aan een repertoire voor het concert op het festival sleutelt. Dit jaar verklaarde de Italiaanse saxofonist Stefano Di Battista zich bereid om het zeskoppige Combo 42 te begeleiden. De Battista was als muzikant reeds in 2008 op het festival te horen, uitgerekend de editie waarop ook Wayne Shorter op de affiche stond. Met de jonge muzikanten bokste Di Battista een programma in elkaar dat op Di Battista’s eigen ‘Coco Chanel’ na, integraal uit composities van Wayne Shorter bestond.

Jonge mensen met weinig echte podiumervaring op een grote scène gooien, het blijft en delicate zaak. In het verleden leverde het in Gent echter al leuke resultaten op en ook dit jaar mochten heel wat passages best gehoord worden. Vooral saxofonist Mattias De Craene en gitarist Edmund Lauret stonden erg stevig in hun schoenen. De Craene was duidelijk gezegend met een krachtige toon en liet een indrukwekkende flair voor opbouw en ontwikkeling horen. Alleen in de funky omgeving van ‘Mahjong’ leek hij even te moeten zoeken, maar eens op de sporen kon hij terug zijn overtuigende zelve zijn.

Lauret bleek een muzikant die net als De Craene de risico’s niet schuwde: de automatische piloot stond uit en zeker naar het einde van het concert ging de steevast zangerig en melodisch spelende gitarist terrein opzoeken waar oudere collega’s soms het liefst wegblijven.

Met zangeressen is het altijd uitkijken, zoals het publiek Gent Jazz al vaker mocht ervaren, maar Annelies Emmerechts bleef in een song als ‘Black Nile’ goed overeind. De timing was vaak wat braafjes, maar haar intonatie zat goed. Toen het tempo voor ‘Infant Eyes’ wat zakte, kreeg ze het moeilijker en klonk ze soms wat onzeker, een probleem dat zich herstelde bij het terug opschroeven van het tempo.

Verder kon de band rekenen op een geëngageerde drummer Elias Devoldere die er niet voor terugdeinsde om binnen één compositie verschillende ritmische concepten te hanteren, waardoor hij mee de arrangementen kon sturen. Bassist Dries Geusens en pianist Daan Stijnen haalden solistisch niet het niveau van hun collega’s en drukten minder hun stempel op het groepsgeluid, hoewel deze laatste in ‘Mahjong’ wel liet horen een improvisatie te kunnen laten openvouwen, zij het na een wat aarzelend begin.

Opmerkelijk was dat coach en sympathieke spraakwaterval (in een onnavolgbare combinatie van Frans en Engels) Di Battista slechts uitzonderlijk mee kwam spelen. De jonge muzikanten konden hun plan trekken en al oogde het bij momenten wat stroefjes en onwennig, de muziek van Shorter werd zeker geen oneer aangedaan.

Voor het tweede concert werd de Shorter adoratie even on hold gezet om alle schijnwerpers te richten op de vaderlandse jazz. Op de openingsdag van Gent Jazz was reeds Igor Gehenot te horen, de winnaar van de Sabam Jazz Award 2011 voor jong talent. Nu was het de beurt aan de laureaat in de categorie gevestigde waarde. Saxofonist  Fabrice Alleman verscheen in Gent met zijn New QuarTeT met onder de arm composities uit zijn binnen enkele maanden te verschijnen album. Alleman had er duidelijk zin en speelde bijzonder gretig. Zonder te bruuskeren voerde hij de intensiteit steeds verder op. Nathalie Loriers, op piano en Fender Rhodes, hield het wat bescheidener in haar kenmerkende, vlot swingende en bij momenten haast vocaal aandoende melodische spel. 

Het klonk allemaal erg vakkundig en professioneel, maar of luisteraars zich dit concert binnen drie jaar nog zullen herinneren, is nog maar de vraag. Compositorisch bleef Alleman immers binnen een duidelijk afgebakend kader, met hier en daar een break, tempoverandering of een hoekige maatsoort. Zijn vocale inbreng was verzorgd (hij kon moeiteloos kop- en borststem hanteren), maar deed niets meer dan het toevoegen van een kleurtje.

In de eerste stukken ‘Three in Four’ en het langere  ‘Suite of the Day’ kwam de muziek mooi tot haar recht: melodisch en potent tegelijkertijd. Vanaf ‘Don’t Say It’s Impossible’ klonk het allemaal wat makker. Om echt het vuur aan de lont te steken, ontbrak het aan stuwing vanuit de ritemsectie. Bassist Reggie Washington kon een riff lekker groovend neerleggen, maar verder op de intensiteitschaal geraakte hij niet. Ook drummer Lionel Beuvens parkeerde zijn drumspel te veel aan de volgzame, begeleidende kant om voor meer animo te zorgen.

Dat Alleman zijn Sabam Award waard is, daarover valt moeilijk te twisten en met ‘J-J’ had hij ook nog een heerlijk speels slotstuk achter de hand. Om op te boksen tegen wie en wat er na hem kwam, daarvoor kwamen hij en zijn New QuarTeT duidelijk tekort. Al lag de oorzaak daarvoor minstens evenveel in die opvolgers.

Er zijn in de jazz en bij uitbreiding in de muziekwereld weinig zekerheden. Dat Axl Rose in de backstage zijn tot stof weergekeerde glorie ruimschoots compenseert met pretentie is er een van. Een andere is dat bij het boeken van Dave Douglas of Joey Baron het publiek van een festival al minstens één straf concert te horen krijgt. Nog beter is het natuurlijk om ze samen te zetten en ze te combineren met tenorsaxofonist Joe Lovano. Dat Lovano en Douglas met Sound Prints (de bandnaam is een knipoog naar Shorters ‘Footprints’) uitgerekend een eerbetoon aan de muziek van Wayne Shorter willen brengen, maakte hen tot het ideale “voorprogramma”. Hoe vreemd dat label ook mag zijn voor de derde band op de affiche en muzikanten met een dergelijke staat van dienst. Bovendien was er geen plaats voor blinde adoratie: Shorter werd geëerd met composities van Douglas en Lovano. Wat Shorter kreeg aan muzikaal oprechte erkenning, verloor hij aan Sabam-inkomsten.

Wie niet wist wat te verwachten, kreeg binnen een bestek van drie minuten een duidelijk en niet mis te verstaan antwoord. Douglas, Lovano en Baron zijn muzikanten buiten categorie en ze speelden in het eerste deel van de set ook buiten categorie: wat swing was kon meteen daarna omslaan in vrij spel of een ballad. De muzikanten strooiden met melodieën die met geen computermodellen te voorspellen waren, maar vonden elkaar op de meest onverwachte momenten. ‘Soundprints’, ‘Sprints’ en ‘Full Moon’ werden zo sonore draaikolken en het publiek zat er bij en keek er naar, niet zelden met open mond.

Met ‘Power Ranger’ en de ballad ‘Ups & Down’ werd de structuur wat duidelijker, maar eenrichtingsverkeer was nog steeds niet aan de orde. Daarvoor zat Baron in de weg. Elke chorus van elke solist werd op een andere manier begeleid, waardoor hij als drummer een enorme impact had op het muzikale eindresultaat. Het bleek opnieuw voor Douglas en Lovano het ideale kader om het beste uit hun muziek te halen: autoritair en met verbluffend gemak dartelden en raasden ze rond in de door henzelf gecreëerde speeltuin.

Voor de jongeren, bassiste Linda Oh en pianist Lawrence Fields, was het soms harken om bij te blijven, maar ze bleven mooi aan boord. Waar Oh zich vooral als deel van de band positioneerde, kreeg Fields enkele solomomenten waarop hij opvallend melodisch uit de hoek kwam, soms zelfs in die mate dat hij zijn linkerhand volledig stillegde. Met zijn focus op lijn en harmonie klonk hij in het kader van Sound Prints haast cerebraal en introvert. Van grote dynamische ontwikkelingen was geen sprake, waardoor de muziek op zichzelf teruggeworpen werd. Hiermee stond Fields in groot contrast met het kolkende samenspel dat doorgaans het geluid van de groep uitmaakte, een opmerkelijke verschijning waarvoor het soms moeilijk kiezen was tussen miscasting of hoogst persoonlijke en verrijkende eigenzinnigheid.

Na al de referenties en eerbetuigingen was het tijd voor de man zelf, maar niet voordat op het podium de Sabam Jazz Awards uitgereikt waren. De opvolgers van Alleman en Gehenot werden respectievelijk componist en pianist Kris Defoort en drummer Lander Gyselinck. Als ze het gewonnen prijzengeld samen leggen, kunnen ze er samen beter van worden, want de jongere is nu drummer in het trio van de gevestigde waarde. De Muze van Sabam ging naar concertorganisatrice en boekingsagente Jacobien Tamsa.

Luttele minuten nadat de prijswinnaars het podium verlaten hadden, stond pianist Danilo Perez, drummer Jorge Rossy, bassist John Patitucci en Wayne Shorter zelf dan uiteindelijk op het podium. Het eerste wat het publiek te horen kreeg was een ronkend feedback-geluid waarvan de toonhoogte meteen door Perez opgevist werd om de set op gang te trekken. Net als enkele jaren geleden op Jazz Middelheim ging het gaspedaal aanvankelijk maar zachtjes omlaag. Het leek wel alsof de muzikanten al spelend aan het overleggen waren hoe ze het gingen aanpakken. Thema’s doken op, werden over en weer gekaatst, ontleed en verdampten om later terug even op te duiken. Soms bleef alleen het skelet van een melodie over, waardoor het leek alsof de binnenkort 79-jarige Shorter en in nog grotere mate zijn kompanen, zijn catalogus op het podium aan het remixen waren. Dit gebeurde in een onophoudelijk spel van actie en reactie met grote dynamische en energetische contrasten die pas na vijftig minuten voor de eerste keer echt stilgelegd werden.

De grote motor van het geheel bleek eens temeer Perez te zijn. Vanachter de piano kon hij, zonder een woord te zeggen, de manoeuvres sturen, mede door zijn groot pallet aan technische en muzikale vaardigheden: van harp- en sprookjesachtige dwarrellijnen over snel roterende arpeggio’s tot hamerende akkoorden en abstracte melodische lijnen. De blikken van verstandhouding die hij wisselde met Rossy en vooral Patitucci waren ook in de muziek te horen. Met plotse stopplaatsen en het in het luchtledige blijven hangen van de spanning om dan plots weer weg te razen, tastten de drie elkaar onophoudelijk af in een kluwen van ideeën en suggesties.

Wie de Wayne Shorter van zaterdagavond vergeleek met de muzikant die ruim zeven jaar geleden met ongeveer dezelfde bezetting zijn voorlopig laatste album ‘Beyond the Sound Barrier’ uitbracht, kon niet anders dan vaststellen dat de grote man steeds minder kon wegen op wat er muzikaal op het podium gebeurde. Vooral op tenorsax moest hij het gebeuren ondergaan. Op sopraan kwam hij, zoals wel vaker, vinniger uit de hoek. Echt losgooien was er echter nooit bij. Naar het einde van een stuk maakte hij keer op keer duidelijk nog heel goed te weten hoe de zaken er bij stonden: niet met robuuste uithalen, maar met venijnige melodische flarden die in hun grilligheid minstens evenwaardig waren aan de weinig klassieke lijnen die hem in de rug geworpen werden. Ook anno 2012 is Shorter zelf meer dan het spreekwoordelijke ticket waarmee andere muzikanten de wereld rond touren. Als zouden Perez, Patitucci en Rossy zo’n ticket nodig hebben.

Meer over Gent Jazz – Combo 42 & Stefano Di Battista, Fabrice Alleman New QuarTeT, Dave Douglas and Joe Lovano Quintet: Sound Prints, Wayne Shorter Quartet


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.