Vorig jaar trad Octurn op met de monniken van Gyuto-klooster uit het noordoosten van India: een ontmoeting tussen de cerebrale, ambient-achtige muziek van het Belgische ensemble en de typerende boventoonzang van de boeddhistische monniken. De twee werelden, die ondanks de vage punten van overeenkomst toch betrekkelijk ver uit elkaar liggen, zijn nu samen te horen op de live opgenomen cd ‘Kailash’. Tot een echte symbiose komen de muzikanten niet en dat was duidelijk ook niet de bedoeling. Sommige tracks zijn zelfs alleen louter voor een van de twee ensembles en de monniken zingen hun traditionele gezangen, waarvan ze alleen de duur wat aanpassen aan het tijdbestek van een Westers concertprogramma.

Wie op zoek is naar multiculturele opwinding zal dus teleurgesteld zijn, maar zou ook beter moeten weten. De gezangen van de monniken dienen nu eenmaal louter als hulpmiddel bij meditatie en rituelen. Toch zorgt de combinatie voor een heel aparte sfeer en geladenheid.

De vreemde, schijnbaar statische, maar continu verschuivende harmonieën van componist Bo Van Der Werf (die hier als baritonsaxofonist maar zelden te horen is) lijken wel familie van de vage samenklanken in de boventoonzang. Bij Octurn lijkt de luisteraar recht te moeten krabbelen op een ijsschots, zo onbestemd en onvoorspelbaar klinkt de glijdende (of in ‘Lhasa’ verspringende) harmonie. Af en toe zorgen de droge, strak geslagen drums van Chander Sardjoe voor een kader, maar daarbinnen en daarover verstrengelen de muzikanten tot een kluwen, zoals in ‘Perpetuum’, waarbij echter evengoed hoorbaar is hoe nauw ze eigenlijk allemaal op hetzelfde spoor zitten.

De zang van de Tibetaanse monniken vertrekt vaak vanuit een voorzanger, maar geeft daarna uit op een brommende samenzang van brede, gestapelde tonen, afgewisseld met min of meer homoritmische passages. De rijkdom van deze traditie is het best te horen bij het begin van het titelnummer van de plaat. Meer dan op de andere opnames is hier de meerstemmigheid van de voorzanger hoorbaar, net als de kleine fluctuaties in toonhoogte. Later op het stuk is te horen hoe de dichte harmonie uitklaart om uit te komen bij haast unisono zingen.

Wanneer de twee tradities elkaar treffen gebeurt dat in afwisseling of worden ze als monolithische blokken over elkaar geschoven. Het strafste resultaat daarvan is te horen in het bijna twintig minuten durende ‘Tantric College’. De inzet is hier voor de door Gilbert Nouno elektronisch getransformeerde piano van Fabian Fiorini die klinkt als het skelet van de Tibetaanse zangpartijen. In de volgende passages, steeds min of meer gescheiden door een tussenkomst van de monniken, worden de bijdrages van Octurn steeds vaster van vorm: eerst door een psychedelisch akkoordgordijn van de Fender Rhodes, daarna door het bijtreden van de rest van de groep. In combinatie met de boeddhistische gezangen die er onder en tussen geschoven worden ontstaat zo naar het einde een psychedelische schittering die de muziek een ongewone diepte geeft: nooit spectaculair, maar haast letterlijk “ongehoord”.

‘Kailash’ is het soort cd dat aan het denken zet. In een tijdvak waar er soms krampachtig, soms geslaagd gezocht wordt naar het “integreren” van tradities, is het verfrissend om te horen dat ze ook “gewoon” naast elkaar geplaatst kunnen worden. Zonder verlies van eigenheid, maar met het noodzakelijke respect.

Meer over Octurn + The Tibetan Monks of Gyuto


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.