Het is zoals met de Koningin Elisabethwedstrijd: wie op de slotdag mag spelen, heeft procentueel de grootste kans om te winnen. Zo wordt voor het grote publiek de artistieke balans ook opgemaakt met extra aandacht voor de slotdag. En die was stof voor discussie.

Ninety Miles, dat is dus blijkbaar de afstand die overbrugd moet worden om van de VS naar Cuba te vliegen. Het was meteen ook een niet mis te verstane indicatie in welke richting het gelijknamige septet de laatste “jazz” dag van Gent Jazz zou openen. Van meet af aan was het raak: Cubaanse latinritmes die in het openende ‘Brown Belle Blues’ mooi gelaagd aangeleverd werden. De conga’s van percussionist Mauricio Hererra, uitgespeeld tegen de drums van Terreon Gully, waren hier duidelijk geen excuuspotten, maar kregen een essentiële en virtuoze rol toebedeeld. Het begin van de set mocht er in elk geval best zijn.

In tegenstelling tot de muziek bij het Miguel Zenón Quartet op de openingsdag, waren de arrangementen bij Ninety Miles eenvoudiger. Hier geen exact uitgeschreven begeleidingspatronen. Melodielijnen met akkoordenschema’s zouden inderdaad mogen volstaan voor een band die een frontlijn heeft met klinkende namen als trompettist Nicholas Payton en vooral saxofonist David Sanchez. Vooral deze laatste was in goeden doen en het was tijdens zijn solopassages dat het publiek de mooiste en meest ontwikkelende muziek te horen kreeg.

Zijn collega’s echter draaiden opvallend sterk op routine. Vooral Payton etaleerde enkele malen zijn kracht en technische bagage, maar een gebrek aan ideeën (soms leek het wel alsof  hij in zijn woonkamer toonladders aan het oefenen was) was eveneens prominent aanwezig. Vibrafonist en marimbaspeler Stefon Harris hing tussen zijn twee collega’s in, maar gooide het te vaak over de trucjesboeg. Het in vraag- en antwoordstructuren snel wisselen tussen de twee instrumenten was spectaculair om te zien, maar droeg door het niet aanwenden van de pedaal van de vibrafoon weinig bij tot het muzikale geheel.

Dat muzikale geheel zakte na de opener bovendien snel weg. Melodieën als ‘And This Too Shall Pass’ leden onder akoestische fusion-allures en ‘E'cha’ klonk alsof het best te genieten zou zijn bij het juiste 70s behang.

Goed geoliede power had Ninety Miles in overvloed, maar de automatische piloot waarop het overgrote deel van de bandleden draaide en de soms wel erg gemakkelijk aanvoelende composities deden de set afglijden. Dat werd mooi geïllustreerd tijdens het afsluitende ‘City Sunrise’ waar de band lekker leek rond te draaien in een herhaald ritme tot Sanchez opnieuw de gelederen kwam vervoegen. Zijn interpretatie van dezelfde formule klonk net iets scherper en pittiger en hij haalde zijn collega’s meteen terug bij de les: ogenschijnlijk een detail, maar in deze muziek nu net even niet.

Het contrast met het Robin Verheyen New York Quartet had nauwelijks groter kunnen zijn: van de feestelijke, zuiderse ambiance naar de intellectuele, bijna hermetisch gesloten en persoonlijke, soms zelfs intieme stukken van de in de VS wonende Belgische saxofonist. Verheyen kwam naar Gent Jazz (en North Sea Jazz) om zijn album ‘Trinity’ voor te stellen, opgenomen met een Amerikaanse band in de studio’s van Klara. Met trompettist Ralph Alessi (Uri Caine), drummer Jeff Davis (Jon Irabagon, Pascal Niggenkemper) en bassist Thomas Morgan (Jeff Ballard, Samuel Blaser) is de bezetting indrukwekkend te noemen. Dat Morgan voor de concerten in Europa vervangen werd door Drew Gress deed de band alleen nog maar beter scoren op de namedropping-barometer.

Mogelijk was dat echter ook de oorzaak van een wat stugger lopend eerste deel van de set, want waar Morgan zich op het album zich strakker aan het arrangement houdt, permitteerde Gress zich meer vrijheden. Nummers als ‘Rr’ en ‘Free Time’ kwamen minder uit de verf. Het compacte geluid dat de cd zo kenmerkt en aantrekkelijk maakt, was in de tent niet te horen. Jeff Davis zat ver naar achter in de mix en Verheyen klonk haast onwennig.

Het beterde allemaal vanaf ‘Slowly Erupting’. De onmogelijk meezingbare, want onvoorspelbaar verlopende melodielijnen, vielen plots op hun plaats en de dynamische ontwikkeling van Verheyen met de ritmetandem achter hem kwam helemaal los. Bij momenten leken zelfs echo’s van de legendarische Steve Lacy door de tent te zweven, al was het maar omdat Verheyen op sopraansax beweeglijker en gevarieerder klonk dan op tenor. Ook in het hoekige en puntige ‘Incognito’ en bij de vrije melodische kronkels van ‘Twelve’ kwamen de kwaliteiten van de muziek en de muzikanten plots naar voor: Gress’ ongebondenheid en de nuances in het spel van Davis.

De enige die wat achter bleef was Alessi die met de ogen strak op de partituur gericht en zijn kenmerkende, onbeweeglijke houding (jammer dat hij moet ademen en zijn ventielen indrukken, anders zou hij probleemloos wat kunnen snabbelen bij Madame Tussaud) weer zijn onderkoelde podiumhouding boven haalde. Muzikaal liep het bij hem allemaal minder vlot. Zijn geluid was soms blikkerig en hoewel het technisch allemaal op z’n plaats zat, leken zijn melodieën niet te belanden waar ze moesten uitkomen. Hij kon in elk geval niet deelnemen aan de dynamische opbouw van zijn medemusici.

Dat veranderde pas echt in het afsluitende ‘Roscopaje’. Het springerige thema leek het beste in Alessi en de anderen wakker te maken: de lange lijnen van de trompettist vormden een knap contrast met de kortere bewegingen van Verheyen en toen Davis de piepende klanken van de saxofonist overnam op zijn cimbalen, werd onomstotelijk duidelijk dat de vier hun draai echt wel gevonden hadden. Wat later dan verwacht, maar met een sterke tweede helft zou het New York Quartet van Robin Verheyen wel tekenen voor de sterkste momenten van de vierde dag Gent Jazz.

Even sterke momenten vielen er te rapen bij de passage van The Bad Plus, het enkele jaren geleden kapotgehypete trio van pianist Ethan Iverson, bassist Reid Anderson en drummer Dave King. Hun energieke jazz (want dat bleef het echt wel) ging er in het eerste decennium van de eenentwintigste eeuw als zoete koek in, zeker met interpretaties van nummers van Nirvana,  Tears For Fears, ABBA en dies meer. Op Gent Jazz kwam de band niet met covers, maar wel een extra saxofonist: Joshua Redman.

Ritmisch pittige en funky composities werden afgewisseld met ballads. Met het ingetogen ‘Love’s the Answer’ werd opvallend genoeg gekozen om in te zetten met de laatste categorie, maar met het daaropvolgende ‘2 P.M.’ zat het er meteen bovenarms op. Vooral Iverson liet horen waar hij zo om bekend staat: een solo opbouwen vanuit enkele schijnbaar verloren gelopen noten, die geleidelijk aan samensmeden in akkoorden en bredere lijnen om daarna de beweging helemaal los te laten komen. Die bizarre, maar ook aanstekelijke ritmiek zou het het hele optreden goed blijven doen, al kon dit niet verbergen dat de pianist niet vrij was van formules. 

Bassist Anderson legde zijn typerende, lekker groovy basfiguren neer en Anderson bleef zoals steeds vertoeven in het niemandsland tussen rock en jazz. Deze ambiguïteit kleurt de muziek van The Bad Plus al jaren: de punch van rock met doordachtheid van de jazz, of omgekeerd, afhankelijk van de gekozen referentiepunten.

Minder goed verging het de groep in de tragere nummers. Vooral ‘1979 Semi-Finalist’ liet horen dat een deftige ballad (of een ballad deftig) spelen de lakmoesproef is voor elke jazzmuzikant en The Bad Plus kwam er niet al te best uit. Het gemak waarmee de ritmisch prikkelende en snellere songs gespeeld werden, was hier in geen velden te bespeuren en de spanning zakte helemaal weg.

Hier werd duidelijk dat gast Joshua Redman nog een maatje groter is dan de leden van The Bad Plus. Hij kon zich moeiteloos inpassen in het concept van de groep en bleek aardig op dreef in elk format. In de energieke nummers kon hij de climax mee bekronen en in de tragere stukken was hij het die voor het meeste spanning zorgde. Dat was zeker het geval in het afsluitende ‘Prehensile Dream’: opnieuw een mooi, traag stuk, gedragen door haast plechtstatige akkoorden. Wat er uiteindelijk van geworden zou zijn zonder de breed en lang doorgeblazen frases van Redman, blijft een open vraag. Zeker was wel dat het de saxofonist was die de muziek bracht waar die moest zijn. Al mag gezegd worden dat The Bad Plus in het overgrote deel van de set daar de aanwijzingen van de saxofonist niet voor nodig had.

Als afsluiter van de eerste week Gent Jazz had de organisatie Melody Gardot opgetrommeld, een logische, maar ook omstreden keuze. Logisch, want la Gardot leidt volk naar de tent, veel volk zelfs; omstreden, want met jazz heeft Gardots laatste album ‘The Absence’ weinig te maken. Voor de een was het dus een concert om reikhalzend naar uit te kijken, voor de ander een excuus om tijdig thuis te zijn en alsnog een stuk van de samenvatting van de Ronde van Frankrijk mee te pikken.

Gardot liet zich voor haar concert bijstaan door bas, cello, gitaar, twee backing vocals, twee percussionisten en Irwin Hall die te horen was op saxen, klarinet en dwarsfluit, een aardig uitgebreide bezetting die mogelijkheden bood, maar ook gevaren inhield. Het publiek zou mogen genieten van beide opties.

Melody Gardot begon echter moederziel alleen aan haar optreden met een ingetogen versie van ‘No More My Lord’, zichzelf begeleidend op percussie. De grootste cynici kregen het meteen benauwd, want de zangeres klonk mooi en donker en liet haar vocale maniertjes achterwege. Toen de band bijschoof verdween de magie enigszins, zeker toen de solo’s van Hall op tenorsax en gitarist Mitchell Long heel weinig met elkaar gemeen bleken te hebben. Waar de eerste hol machoachtig de spierballen liet rollen, koos de tweede voor een gladde, melodische aanpak. Het feit dat er solo’s waren (het was tenslotte jazz, nietwaar), bleek belangrijker dan de kwaliteit van wat er geblazen en getokkeld werd.

Daarna stapte Gardot over op ‘Goodbye’ waarvan het New Orleans-gevoel, dat ook in het arrangement op ‘The Absence’ al aanwezig is, nog iets dikker in de verf gezet werd. Mooi dus, maar tevens werd duidelijk dat het optreden meer show dan concert zou worden: echt vuil en diep mocht het niet worden. Het moest duidelijk leuk blijven, zoals de poppyflamenco van ‘Impossible Love’ verder onderstreepte. Toen de set via een weinig geslaagd bossa-citaat van Nina Simone’s ‘Four Woman’ terecht kwam in ‘Mira’ zat Gardot helemaal op de trein van haar laatste release.

Van toen trok de Las Vegas show zich helemaal op gang. In het met een lauwe stand-up comedy (inclusief stemtypetjes) ingeleide ‘Les Etoiles’ werd de sfeer van filmische swingjazz opgeroepen, ‘So We Meet Again My Heartache’ bracht de flamenco terug (en helaas ook het vocale maniërisme van het bevende stemmetje dat ze op andere momenten opvallend goed kon laten) en voor ‘Amilia’ werd het publiek vriendelijk verzocht mee te zingen en recht te staan om wat mee te wiegen, waarna met ‘Iemanja’ de zuiderse gezelligheid helemaal het laatste word kreeg.

Knus, mooi en professioneel was het allemaal. Wie dacht dat Melody Gardot vierkant op haar gezicht zou gaan, moest na dit optreden zijn mening herzien. Ze zong overtuigend en haarjuist, zowel wat intonatie als timing betreft. Tegelijkertijd was de hele vertoning echter ook routineus en gevaarloos, hoe goed saxofonist Hall ook zijn best deed om patserig uit de hoek te komen. Zijn fors geblazen solo’s met even ook het trucje met de twee tegelijkertijd bespeelde saxen, waren echter niet meer dan vertoon en het is maar de vraag wat er van Halls rastakapsel zou overblijven als hij een keertje van Mats Gustafsson de wind van voren zou krijgen. Charnett Moffett kreeg bij de inleiding van het bisnummer het publiek dan weer op zijn hand met elektronische effecten en door als een bezetene de snaren van zijn bas te laten ratelen: auditief indrukwekkend, maar toch in de eerste plaats weer een trucje dat freejazzbassisten bovenhalen als ze het even echt niet meer weten.

Kortom: Melody Gardots passage was een entertainende show die (o zielig cliché) perfect zou passen in de tweede week van Gent Jazz, maar voor de eerste week veel te licht uitviel. Al zal de boekhouder van het festival, met de recette in het achterhoofd, daar zijn nachtrust niet voor laten.

(Foto: Patrick Van Vlercken)

Meer over Gent Jazz - Ninety Miles, Robin Verheyen New York Quartet, The Bad Plus feat. Joshua Redman, Melody Gardot


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.