Onder een stralende zon begonnen, geëindigd in de regen: dat was de meteorologische balans van de openingsdag van Jazz Gent 2011. En de muzikale sloot daar mooi (en minder mooi) bij aan.

Naar goede gewoonte werd het Gent Jazz festival geopend door de winnaar van de Jong Jazztalent-wedstrijd van de voorgaande editie. Die eer viel te beurt aan het Nathan Daems Quintet, waarin onder andere keyboardspeler Fulco Ottervanger en drummer Simon Segers te horen waren, twee muzikanten die vorig jaar als lid van het trio De Beren Gieren dezelfde honneurs mochten waarnemen.

Wie als organisator het engagement aangaat om een jonge bands een plaats op een “groot” podium te garanderen, neemt risico’s. Nu heeft de wedstrijd Jong Jazztalent al bewezen van niet zomaar de eerste de beste winnaars op te leveren en dat was vorig jaar niet anders. Het kwintet van saxofonist Nathan Daems is een groep die van verschillende markten thuis is, een potent ensemble dat in verschillende omgevingen kan functioneren.

Nathan Daems (foto: Jos L. Knaepen)
Nathan Daems (foto: Jos L. Knaepen)
De composities waren zelden rechtlijnig. Thema’s draaiden, keerden en wisselden elkaar af. Het spelen met asymmetrische maatsoorten klonk nergens gekunsteld en een funky gitaar klonk binnen de context van deze band nooit belegen. Naast klassieker materiaal doken geregeld verwijzingen op naar Arabische muziek: van het openende duo van sopraansax en drums tot het afsluitende ‘Moe!(Barak)’ waarvan de tegendraadse, Midden-Oosterse ritmiek een ode aan de Arabische revolutie was.

Hier en daar stegen psychedelische dampen op van vrije improvisatie en gitaarnoise die – zeker in combinatie met een brede, meanderende melodie, verdeeld over verschillende bandleden – voor mooie momenten zorgden. Dat de groep een dergelijke combinatie overtuigend kon neerzetten, zegt veel over het gevoel voor evenwicht.

De band had dan ook een leider die van aanpakken wist en die een solo goed kon opbouwen, mede dankzij de stevige baslijnen van Bas Gommeren. Alleen op het laatste moment, wanneer er plankgas gegeven mocht worden, werd duidelijk dat het Daems nog aan een vijfde versnelling ontbrak. Daar tegenover stond dat hij op de juiste momenten wel mooi lenig kon spelen, waardoor hij nogmaals knipoogde richting het Midden-Oosten.

Dat Daems zijn naam geeft aan de groep, nam niet weg dat het keyboardspeler Fulco Ottervanger was die het meest in de kijker liep. Meer dan op piano, leefde hij zich in de context van deze band uit op synthesizer met een ongewoon sterk muzikaal resultaat als gevolg: abstract, melodisch, of in perfect getimede en charmant belegen Farfisa-achtige akkoorden. Door de klanken van het keyboard extra te vervormen met een manueel bediend effectpedaal, viel de eigenzinnige speelstijl van Ottervanger verder op haar plaats.

Zijn verbrokkelde ideeën met dartelende en bruusk afgebroken chromatische lijnen, als zigzaggende puzzelstukjes die net niet willen passen, klonken veel consistenter  dan tijdens het optreden van De Beren Gieren van vorig jaar en kwamen extra goed uit de verf op het elektronische keyboard. Zeker wanneer hij even te leen ging bij de klassieke, verknipte manier van spelen die virtuozen van het Hammondorgel zo typeert. Dat een dergelijke, erg bepalende inbreng de bloedvaten van de muziek niet deed dichtslibben, mocht een bewijs zijn van de muzikaliteit van deze jonge muzikant.

De tweede set van het festival was voor rekening van Michel Portal. Van diens project ‘Baïlador’ verscheen in 2010 een gelijknamig album, waarop de Franse basklarinettist en saxofonist werd bijgestaan door een bont gezelschap met onder andere trompettist Ambrose Akinmusire, keyboardspeler Bojan Z, bassist Scott Colley en drummer Jack DeJohnette.  Deze laatste twee werden op Gent Jazz vervangen door respectievelijk Harish Raghavan en Nasheet Waits.

Dat Portal een stukje kan spelen en er eentje kan schrijven ook, is een understatement. Met een verleden in de moderne klassieke muziek, is discipline voor hem geen loos begrip en dat valt te merken aan het repertoire van ‘Baïlador’. De composities vielen in verschillende delen uiteen, regen de ideeën aan elkaar en dreven op hoekige thema’s die opgebouwd waren uit verschillende cellen die ritmisch en melodisch rare bokkensprongen maakten.

Michel Portal
Michel Portal
Dat het melodisch materiaal bovendien strak unisono of geharmoniseerd gespeeld wordt door de blazers en de keyboards, maakte een integratie voor de “nieuwkomers” niet vanzelfsprekend, wat al te duidelijk werd toen Nasheet Waits in het titelstuk van het project een stopplaats miste en dan het stuk maar eindigde met een drumsolo. Daar tegenover stond dat Waits en Raghavan de muziek op de betere momenten wel een extra levendigheid meegaven, die op de cd doorgaans ontbreekt. Waar de plaat soms steriel en afgemeten klinkt, borrelden stukken als ‘Dolce’ en ‘Bäilador’ op Gent Jazz dat het een lieve lust was.

Dat Portal zich in een dergelijke omgeving goed zou voelen, was te voorspellen: muzikanten van zijn kaliber kunnen overal mee uit de voeten en zijn spel was, zeker op basklarinet, weer onvoorspelbaar en wendbaar als vanouds. In het geval van de 29 jaar jonge trompettist Ambrose Akinmusire was het afwachten geblazen. Op de cd klinkt hij vaak onzeker en zoekend, maar op het podium was hij duidelijker in zijn keuzes. Door in te zetten met brede, ongewoon verlopende melodische lijnen (die deden denken aan Ralph Alessi) wist hij de muziek mooi terug te schakelen na de energieke solo’s van de bandleider. Zijn warme, haast bugelachtige klank leende zich uitermate voor deze benadering. Die kwam minder van pas op de momenten dat het tijd werd om een tandje bij te steken, maar voor die passages kon Akinmusire steevast rekenen een bijspringende Portal, waardoor de trompettist de taak van de muzikale opbouw niet alleen op zich moest nemen.

In ‘Cuba Si, Cuba No’ begon de spanning wat weg te ebben, hoewel het fraai om horen en zien was hoe een bewust aarzelende Akinmusire ook Bojan Z deed twijfelen waar hij nu precies zijn Fenderakkoorden zou plaatsen. In het trage ‘Alto Blues’ werd de rek nog minder, niet verwonderlijk met het complexe, maar vaak ook energieke spelconcept van de band. Voor ‘Citrus Juice’ keerde de groep echter terug naar het gedreven begin, waardoor de reguliere set van Portal en co alsnog een waardig einde kreeg en het publiek getrakteerd werd op een fel gevraagd bisnummer.

Het laatste optreden van de openingsdag van Gent Jazz 2011 was voor jazzlegende Sonny Rollins. De muzikale verdienste van deze tenorsaxofonist is niet op een A4’tje te vatten. Hij speelde met Thelonious Monk, Bud Powell en Miles Davis (in diens betere periode welteverstaan) en sommige van zijn albums onder eigen naam gelden als rasechte klassiekers. Rollins kan dan ook een van laatste overlevers genoemd worden van een mythische periode in de jazz.

Sonny Rollins (foto: Jos L. Knaepen)
Sonny Rollins (foto: Jos L. Knaepen)
Presentator Wilfried Haesen was er gerust in en kondigde de komst van de saxkolos aan met het veelbelovende “Hij is 80 maar speelt met de energie van een 20-jarige”. Het verleden had echter uitgewezen dat enige scepsis niet overbodig was. Zowel het spel van Rollins zelf als de muzikanten waarmee hij zich de laatste jaren omringde, waren geregeld van een bedenkelijk niveau en voor Gent Jazz werden de twee euvels gecombineerd.

Dat Rollins nog graag speelt, volk trekt en dat weet te vermaken, mocht duidelijk zijn. Dat zijn muzikaal soortelijk gewicht anno 2011 maar een fractie is van wat het eens geweest is, helaas ook. De moeilijke manier waarop hij zich op het podium bewoog sloot naadloos aan bij wat hij saxofoongewijs produceerde: een houterige ritmiek, flarden en uithalen die nergens toe leiden, loze kreten en het herhalen van non-ideeën. Meer dan eens vluchtte Rollins midden in een solo weer even naar het thema, een techniek die Miles Davis op het einde van zijn carrière ook meermaals toepaste wanneer hij het even niet meer wist.

Van Rollins’ backingband was weinig steun, noch weerwerk te horen. Als een fantasieloze DAT-tape rolden ze de loper van steriele, vaak latinachtige grooves uit. Toch wist percussionist Sammy Figueroa even te “verrassen”, maar helaas niet op een muzikaal overtuigende manier. Tenzij voor de liefhebbers van conga’s en ballad. Gitarist Peter Bernstein kreeg in de meeste nummers ook zijn soleerruimte, maar vulde die zo braaf in, dat de muziek op die momenten meer weg had van een videoclip voor Passoã dan van een slotconcert op de openingsavond van een jazzfestival.

Muzikaal was het optreden van Sonny Rollins dus een maat voor niets. Waarschijnlijk zelfs een dure maat voor niets. Wie wil tegenwerpen dat “Je hem toch eens gezien moet hebben”, mag zich die vraag ook eens stellen bij Charlie Parker, Thelonious Monk of Louis Armstrong. Wie het houdt op “Hij staat er toch nog maar, op zijn 80ste”, bezondigt zich niet alleen aan pijnlijk paternalisme, maar miskent ook de rol die Sonny Rollins in de geschiedenis van de jazz gespeeld heeft. En dat heeft de voormalige saxgigant niet verdiend. Al moet hij het er zelf niet naar maken, natuurlijk.

 

Meer over Gent Jazz 2011: Nathan Daems Quintet, Michel Portal Baïlador, Sonny Rollins


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.