Als een mens in België een toporkest met dito dirigent aan het werk willen zien, moet men, voor wat klassieke muziek betreft, eigenlijk uitsluitend afzakken naar BOZAR. De “cyclus wereldorkesten” van Brussels belangrijkste concertzaal bevat dit jaar opnieuw namen als het Concertgebouworkest Amsterdam, de Staatskapelle Dresden en zopas was het London Symphony Orchestra te gast met zijn charismatische chef-dirigent Valery Gergiev.
Gergiev heeft bewezen een grote publiekstrekker te zijn in Brussel. Vorige concerten in BOZAR, vaak met een Russisch programma, bleken steevast een overdonderend succes. Zo kwam hij vrij recent nog de vijfde symfonie van Tchaikovsky spelen op het Klarafestival en met het door hem opnieuw op de kaart gezette Mariinsky-orkest vertolkte hij naast Borodins tweede een ongehoord mooie Fantasie-ouverture tot Romeo en Julia.
De kracht van een goede uitvoering ligt in het tot expressie brengen van de grote lijn en opbouw. Gergiev, die als het ware met deze muziek vergroeid is, slaagde daar met glans in en paste daarenboven zijn kenmerkende energie op de partituur toe. De fenomenale virtuositeit en muzikaliteit van de solisten van het LSO voegden hieraan een dimensie toe die alleen diep ontroerend kan worden genoemd. Neem het langzame deel van de symfonie, dat met zijn intense melancholie doet denken aan de tragische momenten uit Eugene Onegin, waarin de houtblazers stuk voor stuk konden uitblinken in kleur, verfijndheid en lyrische kracht. Bij deze betoverende muziek heerste er een stilte in de zaal, alsof Lenski in hoogsteigen persoon zijn stervensaria aan het zingen was.
Na de pauze kwam Ravels magistrale orkestratie van de 'Schilderijententoonstelling' van Mussorgsky aan de beurt, nog zo een monument uit het Russisch repertoire. Ravel toverde een amalgaam van kleuren tevoorschijn uit de reeds caleidoscopische pianopartij. Een vast motief ('Promenade'), ingeluid door een solo-trompet, voert langs verschillende schilderijen die telkens een ander gevoel oproepen. Gergiev is hierbij een ideale gids met perfecte tempokeuzes, interessante pauzes en, meer metafysisch, zijn begeesterende aanwezigheid. Dirigent en orkest capteerden moeiteloos de onbehaaglijkheid van 'Gnomus', de weemoedigheid van het 'Oude kasteel', het vrolijk-humoristische van de 'Kuikentjes', de lugubere 'Catacomben'-sfeer, of de majesteitelijke 'Poort van Kiev'. In al zijn verscheidenheid kwam het werk toch als groot geheel tot zijn recht, met dank aan Gergievs zin voor overzicht.
Als onwankelbare peilers, stonden topsolisten, virtuositeit en een imposante klankproductie garant voor een spectaculaire luisterervaring. In deze Russische meesterwerken "onder autochtone leiding" kwam dit het totaalresultaat in die mate ten goede, dat het een onvergetelijk avond werd. Het publiek gaf hier overigens met overgave blijk van.