Met Elisabeth Kontomanou, David Linx en José James had het publiek van Jazz Middelheim al drie indrukwekkende stemmen gekregen, maar de mooiste van allemaal werd bewaard voor de slotdag.

Zoeter en warmer dan die van Andy Bey worden ze tegenwoordig niet meer gemaakt. Lies Steppe sprak van een stem van melk en honing en dat was niet overdreven. Met een lichte hoogte en vooral een geweldige, spontane sonoriteit in de laagte deed Bey al zingend denken aan aan Ike Willis (Frank Zappa), terwijl hij met zijn spreekstem zo naast Klara's eigen Marc Van den Hoof zou kunnen plaatsnemen. Tijdens het concert begaf hij zich overigens geregeld op de dunne scheidingslijn tussen spreken en zingen, wat mooi aansloot bij zijn parlandoritmiek. Het hoge en het lage register van zijn stem lagen perfect in elkaars verlengde, waardoor hij heel flexibel en tegelijk bescheiden klonk. Dit laatste spreidde hij ook ten toon als pianist. De kleine aarzelingen en de vreemde lijnen en ritmes die er uit voortvloeiden deden Monk-achtig aan, zij het dan in een zachte, gepolijste variant.

Vito Lesczak (foto : Bruno Bollaert)
Vito Lesczak (foto : Bruno Bollaert)
Bey liet zich begeleiden door het klassieke, maar lekker swingende duo Joe Martin (bas) en Vito Lesczak (drums) die er mee voor zorgden dat de passage van dit trio het meest intieme optreden van het festival werd. De eigengereidheid van Bey garandeerde wel dat het gemakkelijke geen kans kreeg. In 'Thelonious Can Do That' zorgde Bey met zijn vocale articulatie en frasering (een delicaat evenwicht tussen zingen en prevelen) voor een onhoudbare swing die zelfs als solo-spoken word performance overeind was gebleven. 'Economy Blues' klonk dan weer weer heerlijk tintelend en fris, maar even bescheiden. Als podiumfiguur was Bey de tegenpool van José James: even statisch achter als naast de piano werd alle aandacht op de muziek gericht. Wanneer Bey de piano verliet en de begeleiding beperkt werd tot bas en drum ontstond er ruimte waarin zijn stem nog beter uitkwam: zowel in een virtuoze Charlie Parker compositie (waar zijn sonoriteit bewaard bleef) als in de standard 'Embraceable You'. In deze muzikale extremen bleef zijn persoonlijke benadering overeind. Het concert van Bey was er dan ook één om in te bijten. De laatste Belgen op het (officiële) programma waren de muzikanten van het Robin Verheyen International Quartet dat door het vervangen van bassist Remi Vignolo door Nicolas Thys iets minder internationaal werd. De amper 25-jarige saxofonist Robin Verheyen stond voor de zware taak om de donkere, complexe en ambitieuze muziek van zijn album 'Paining Space' naar het podium en de tent te vertalen. Aanvankelijk wilde het bij hem niet zo goed lukken. Vooral in het openende 'Open to Your Love' leek hij zijn draai niet te kunnen vinden en werd het zoeken en soms niet vinden. Geleidelijk aan groeide hij in het concert, mede dankzij de klasbakken die hij achter zich had staan. Vooral pianist Bill Carrothers was alomtegenwoordig. Zonder enige moeite stuurde hij de muziek verschillende richtingen uit, waarbij de inspiratie maar bleef komen. Voor dit spelletje vond hij (terug) een ideale partner in drummer Dré Pallemaerts: de twee wisten elkaar moeiteloos te vinden voor een zijstapje of en plaagstoot.
Robin Verheyen (foto : Bruno Bollaert)
Robin Verheyen (foto : Bruno Bollaert)
In de loop van het optreden kwam Verheyen duidelijk sterker uit de hoek. Hiermee steeg ook het algemene niveau van de muziek met als resultaat enkele schitterende nummers zoals het mysterieuze 'Voice of the People' waar Verheyen de klankkast van de piano benutte als natuurlijk resonantieruimte voor zijn sopraansax. Vervolgens dook het kwartet in een wervelende 'Capricorn' van Wayne Shorter, waarbij het publiek massaal de tent opzocht. De muziek was dat zeker waard (al was het maar voor de prachtige wriemelende passages van het hele kwartet), maar de regen was een even sterke motivatie. Het gevolg was dat Verheyen voor een volle tent kon spelen, waarvoor echter al snel een prijs betaald werd. Het ontroerende 'Where the Path Leads Us' was iets te breekbaar voor een tent bezoekers die graag op het gras gezeten hadden en tijdens 'Facing East' zorgde de plensbui voor een technische storing. Heel jammer, want met de rinkelende groove van Pallemaerts, Carrothers' prepared piano en een uitfladderende Verheyen werd net weer een ander klankpallet aangeboord. Deze minder gelukkige situaties konden echter niet verbergen dat Robin Verheyen een muzikant is die de risico's niet schuwt en de gemakkelijke paden links liggen. Spijtig dat weers- en andere omstandigheden niet alle subtiliteiten uit zijn muziek naar boven lieten komen. Wie zich desondanks muzikaal verslikt had in Robin Verheyen kreeg een uur later een nog zwaardere schotel geserveerd met het trio van pianist Muhal Richard Abrams, trombonist George Lewis en saxofonist Roscoe Mitchell. Hun spreekwoordelijke lidkaart van de beroemde Association for the Advancement of Creative Musicians maakte op voorhand duidelijk dat de focus naar de improvisatie zou verschuiven. Extra interessant aan dit trio was de combinatie van drie generaties muzikanten waarbij de vijftiger Lewis de benjamin was, gevolgd door Mitchell (68) en Abrams (78). Deze laatste had van het leeftijdverschil geen last en was meer dan eens de dominante factor, niet in het minst door zijn indrukwekkende techniek en fysieke paraatheid. Tussen zijn abstracte muzikale formules door leek hij even te knipogen naar de honky tonkpiano, Monk en de klassieke Russische pianoliteratuur, maar het bleef bij flarden.
Muhal Richard Abrams (foto : Bruno Bollaert)
Muhal Richard Abrams (foto : Bruno Bollaert)
De drie lieten het concert geboren worden uit de stilte, waarbij kleine geluiden het gehoor van de luisteraar aanscherpten om het binnen te leiden in de wereld die ging volgen. Na enkele solopassages trokken Abrams en Lewis het concert echt op gang. Vanuit zijn laptop voorzag Lewis de muziek enkele malen van elektronische klanken (spacey geborrel, stevig ruisen, digitaal tjielpen of gesamplede stemmen) die telkens de aanzet vormden tot een nieuwe episode. Van het echt lenen van elkaars motieven of het bewust mengen van de klank was niet echt sprake, maar hints werden wel opgepikt. Zo waren Abrams daverend dalende lijnen voor Lewis het teken om ook een trapje hoger te schakelen op de geluidschaal. De knapste momenten waren echter diegene waarop de muziek eerder leek te vervellen dan te veranderen, alsof een traploze schakelaar geleidelijk aan werd omgedraaid. In dit spel van finesse en details kwam saxofonist Mitchell het best tot zijn recht, wanneer hij de energie van zijn collega's counterde met kleinere veranderingen. Na een uur leek het verhaal van de drie uitverteld, wat hun concert net iets te lang maakte om helemaal te kunnen boeien. Dit deed echter niets af aan het feit dat een dergelijk vrij geïmproviseerd optreden deugd kan doen binnen de context van Jazz Middelheim. Of het op die plaats thuishoorde, was uiteraard een andere zaak die echter weinig met de kwaliteiten van de muzikanten of hun optreden te maken had. Voor het slotconcert van Jazz Middelheim maakt de programmatie een bocht van 180°: van de vrije improvisatie van Abrams, Lewis en Mitchell naar Wynton Marsalis, de beschermengel van klassieke jazzgeschiedenis. Zijn consequente filosofie en houding om muziek een naam te geven en zo jazz te onderscheiden van soul, funk, hiphop en andere sympathiserende stijlen leverde hem de laatste decennia respect en vijandschap op van collega's en muziekliefhebbers. Dat hij niet helemaal in het ijle spreekt, werd vorig jaar duidelijk toen Buscemi en in mindere mate Briskey muzikaal door de mand vielen tussen de jazzmuzikanten op Jazz Middelheim. Blijkbaar kan niet alles straffeloos jazz genoemd worden of er zomaar naast geplaatst worden. Wat zijn eigen muziek betreft, kan en kon niet beweerd worden dat Marsalis niet weet wat hij doet en dat liet hij met zijn kwintet duidelijk horen. Vanaf de eerste noten was duidelijk dat het publiek op een trein zat die rondjes klassieke jazzgeschiedenis zou draaien: swing, bop, chachacha, een marcherende een 2nd line groove en enkele bluesstukken waarvan eentje samen met Toots Thielemans. Als vanouds liet Marsalis zich horen als een begenadigd trompettist waar technisch en zuiver muzikaal weinig op af te dingen valt. Wat echter achterwege bleef was de persoonlijkheid. Niet dat Marsalis die niet zou hebben: wie het album 'From the Plantation to the Penitantiary' van dit kwintet beluisterd had, wist dat Marsalis veel meer kon dan conserveren. Dat dat op Middelheim niet lukte had niet zozeer te maken met zijn trompetspel, maar wel met de setlist.
Wynton Marsalis (foto : Bruno Bollaert)
Wynton Marsalis (foto : Bruno Bollaert)
Ondertussen werd Marsalis al evenveel (of zelfs meer) gelauwerd als componist, dan als trompettist. Het was dan ook jammer dat hij op Middelheim voor een oppervlakkig repertoire koos, waarin zijn schrijverskwaliteiten niet tot uiting kwamen. Zo werd het optreden naast mooi ook erg routineus. De doorgaans schitterende saxofonist Walter Blanding kon geen indruk maken en drummer Ali Jackson Jr. kleurde fraai binnen de lijntjes. De enige die probeerde de muziek een draai te geven was pianist Dan Nimmer, maar verder dan enkele stevige aanzetten kwam hij niet. Dat het ook anders kon, lieten de muzikanten horen in het bisnummer 'Doin' (Y)our Thing'. In deze schitterende compositie liet Marsalis verschillende thema's en grooves afwisselen, waardoor muzikale uitdaging en diepte ontstond zonder dat de muziek daarom minder "mooi" werd. Meer van dit soort werk had het concert naar een ander niveau kunnen tillen, want nu was het slotconcert niet de klapper die een festival als Jazz Middelheim verdient. Natuurlijk kan het niet elke editie Masada of Ornette Coleman zijn, maar de kans dat er binnen enkele jaren nog over Marsalis' slotconcert gesproken zal worden, leek na afloop eerder gering.

Meer over Jazz Middelheim 2008 - Dag 4


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.