Dag drie van Jazz Middelheim beloofde een bewogen, of op z’n minst een gevarieerde dag te worden. De lijn tussen een coaching-project met een avant-gardedrummer, een nieuwbakken diva, de Armeense artist in residence en een op het laatste moment opgetrommelde popgroep was ver te zoeken. Dat hoefde echter mooie muzikale momenten niet in de weg te staan, al vielen die dan hoofdzakelijk in de eerste helft van het programma.

Jaarlijks geeft Jazz Middelheim enkele studenten van de Artesis Hogeschool (vanaf nu: AP) de kans om met een gerenommeerde coach een programma uit te werken dat ze tijdens het festival mogen laten horen. Dit jaar was drummer Andrew Cyrille de mentor van de gelegenheidsformatie Bambi Pang Pang. De Amerikaan maakte vooral naam aan de zijde van Cecil Taylor en zijn pupillen waren dus voor aanvang gewaarschuwd dat er weinig kans was dat ze binnen de klassieke jazzstructuren zouden opereren. Dat kwam dan mooi uit, want Cyrille kreeg drie muzikanten van Ifa Y Xango onder zijn hoede, een band die op haar vorig jaar verschenen album ‘Abraham’ liet horen met open vormen overweg te kunnen.

Seppe Gebruers (Bambi Pang Pang, foto: Bruno Bollaert)
Seppe Gebruers (Bambi Pang Pang, foto: Bruno Bollaert)
Van meet af aan lieten pianist Seppe Gebruers, bassist Laurens Smet en saxofonist Viktor Perdieus horen mee te willen in het min of meer vrije spelconcept. Aan de basis van de stukken lagen composities van elk van de bandleden, maar die bleken vaak niet meer dan een opstapje naar vrije improvisatie, waarbij het er vooral op aankwam dat de musici goed naar elkaar luisterden, zoals Cyrille het publiek later zou uitleggen.

De meest in het oog en het oor springende van de drie jonge Belgen was Gebruers en niet alleen omwille van zijn theatrale gebaren en mimiek. Met zijn subtiele pianotouches leek hij evenveel te maken te hebben met Chopin en Debussy als met jazz. Vooral in zijn solostuk riep hij de geest van de Franse impressionisten en een voorzichtig dwarse componist als Scriabin op. Die pianistieke elegantie belette hem niet af en toe eens harder uit te halen, maar echt zwaar doortrekken deed hij niet.

Perdieus hield het nog meer bescheiden en wentelde zich in een soepel, vloeiend geluid dat op geen enkel moment brutaal werd. Mede daardoor kon Smet zijn basgeluid mooi naar voor brengen in het ensemble. Met een stevige sonoriteit en een even flexibele als zelfverzekerde ritmiek, deed hij veel meer dan het schragen van de ideeën van zijn collega’s.

Cyrille toonde zich een attente bandleider en speelde zich alleen tijdens zijn solostuk ‘Drum Song For Leadbelly’ in de kijker. Natuurlijk had hij de drie jonge kerels vlot naar huis kunnen rammelen, maar daarvoor was hij niet gevraagd. In plaats daarvan begeleidde hij ze op hun pad, dat bij momenten wel wat met de handrem werd afgelegd. Het zangerige en het voorzichtige getuigde op het ene moment van secuur samenspel, maar klonk op het andere te terughoudend. De groep bleef iets te veel in het minimalistische miniatuurspel spel zitten, hoewel de muzikanten wel heel uiteenlopende composities ter beschikking hadden. ‘The Loop’ van Cyrille draaide op een (wel niet zo strak) herhaald drumpatroon, ‘Drop Your Plans’ vertrok vanuit een vrij zwevende melodie die later overging in een knap polyfoon weefsel en voor ‘5, 4, 3, 2’ van Cyrille werd een staccatorefrein afgewisseld met geïmproviseerde duo’s. In deze kleinere formules leken de kwaliteiten van de individuele musici het best naar voor te komen. Vooral de op kousenvoeten spelende tandem van piano en bas klonk in alle bescheidenheid subtiel.

Voluit leken Perdieus, Gebruers en Smets in hun kwartet met Cyrille niet te kunnen of te willen gaan, maar uitgerekend daarmee lieten ze ook een andere kant van de vrij geïmproviseerde muziek horen: een die niet draait op de dynamiek van blote torso’s en al dan kunstmatig aangekweekte spierballen. Het kon ook en mocht met wat minder, al viel het concert daardoor wel wat lang uit.

Dat Melanie De Biasio het zo mogelijk nog intiemer zou houden, liet zich raden voor iedereen die haar tweede album ‘No Deal’ had gehoord. Met dit korte plaatje van net iets meer dan een half uur, rijfde de uit Charleroi afkomstige zanger de ene na de andere enthousiaste (pers)reactie binnen. Het album baadt dan ook in een sensueel, zwoel en bij momenten luxueus geluid dat de luisteraar onderuit laat zakken in rode en zwarte pluche.

Melanie De Biasio (foto: Bruno Bollaert)
Melanie De Biasio (foto: Bruno Bollaert)
Die atmosfeer wist De Biasio wonderwel op te roepen in de grote tent van Jazz Middelheim. Dat ze daarvoor kon rekenen op het team waarmee ze ‘No Deal’ had opgenomen, was daar zeker niet vreemd aan. De zachte, haast onderhuidse synthesizers van Pascal Paulus zorgden voor een laag in het geluid dat zonder nooit dezelfde draagkracht zou hebben. Hetzelfde kon gezegd worden van de drums van Dré Pallemaerts. Diens timing en vooral zijn delicate balans tussen duidelijk en net iets vrijer spelen, bleek opnieuw essentieel voor het tot stand komen van De Biasio’s magie.

De zangeres zelf moest echter niet onderdoen voor haar band die naast Pallemaerts en Paulus bestond uit pianist Pascal Mohy en bassist Sam Gerstmans, de enige die niet op de cd te horen is. Hoe sober ze ook zong, vanaf de eerste noten trok ze meteen alle aandacht naar zich toe. Haar stem is dan ook gezegend met een naturel dat boeit en verleidt. Met een haarjuiste intonatie en een zacht flirtend timbre waren vocale hoogstandjes niet nodig: het leek immers alsof de zangeres elke bezoeker individueel allerlei vertrouwelijks kwam influisteren.

Duidelijk met veel zelfvertrouwen, durfde ze het aan haar set tergend traag op te bouwen. De beweging werd minimaal en het geluid uiterst zacht gehouden, zelfs in die mate dat het vingerknippen van De Biasio even belangrijk werd als de akkoorden van de piano, het ritme van de drums of de warme klank van bas en elektronica. Ruim twintig minuten hield ze het publiek als in trance gevangen alvorens ze haar begeleiders in ‘No Deal’ even alleen liet doen. Echt solowerk werd het echter niet, wel het verder laten ontwikkelen van het decor en dat bleek voldoende om de spanning gaande te houden.

Op het opvoeren van de ritmische beweging was het nog langer wachten tot in ‘Let Me Love You’ een walking bass lijn de muziek lichtjes voortstuwde, daarin bijgetreden door de gnawa-achtige ritmes van Pallemaerts. Deze laatste hield echter de adrenaline stevig onder controle. Wat er aan spanningsopbouw aangedragen werd, kwam integraal voor rekening van het dichtgroeiende ritme. Investeren in decibels vonden de muzikanten duidelijk een te voor de hand liggende en dus onbespreekbare optie.

Opvallend genoeg wist De Biasio de spanning grotendeels te bewaren toen ze halverwege de set reduceerde tot enkele duo’s. ‘Blue’ met begeleiding van piano en ‘The Flow’ met Paulus op gitaar bleven in alle traagheid overeind. Opnieuw met een voltallige band - het optreden was dan drie kwartier ver - was er voor de eerste keer sprake van een echte versnelling en het opdrijven van de dynamiek. Die ondertussen onverwachte climax liet De Biasio meteen weer uitdoven voor ‘A Stomache is Burning’ om voor het afsluitende ‘I’m Gonna Leave You’ het gaspedaal weer even in te trappen.

Alles behalve spectaculair, maar wel indrukwekkend pakte De Biasio op Jazz Middelheim het publiek met de glimlach in en liet ze tegelijkertijd ook muzikaal een stevige indruk na. Dat de set met de trage tempi en de zachte volumes vaak in hetzelfde vaarwater vertoefde, bleek voor het publiek geen probleem. Dat riep de zangeres terug die bedankte met een herneming van ‘The Flow’, maar nu met haar volledige band.

Na twee op subtiliteit en nuance inzettende acts, kwam het concert van het Tigran Quartet Shadow Theater extra aan. Voor zijn derde verschijning op Jazz Middelheim had de pianist Tigran Hamasyan een concert met zijn kwintet in gedachte, maar dat was buiten het Amerikaanse ministerie van justitie gerekend. Zangeres Areni Agbabian was opgeroepen om in een jury te zetelen, waardoor Tigran zijn band gereduceerd zag tot een kwartet.

Tigran Hamasyan (Tigran Quartet Shadow Theater, foto: Bruno Bollaert)
Tigran Hamasyan (Tigran Quartet Shadow Theater, foto: Bruno Bollaert)
Dat bleek geen onoverkomelijk probleem, want Hamasyan, saxofonist Ben Wendel, bassist Sam Minaie en drummer Nate Wood konden het ook zonder de vocaliste redden. Ze spelen dan ook al jaren samen. Vijf jaar geleden nam het kwintet het album ‘Red Hail’ op, maar het programma van hun concert was integraal gebouwd rond stukken die op de binnenkort te verschijnen opvolger staan. Met ‘Road Song’ lieten de muzikanten direct in hun kaarten kijken. Ritmisch scherp, soepel in de uitvoering en technisch sterk leverde de groep meteen haar visitekaartje af. De hoekige compositie vol bochten en kronkels paste naadloos in de traditie van een band als Phronesis, alleen was bij Hamasyan en zijn collega’s het melodische aspect nog iets prominenter aanwezig.

De pianist liet zich meteen horen als een gretige solist en met het oversturen van de Fender Rhodes slopen zelfs de energie van de rockmuziek binnen. De stevige inzet werd in een moeite doorgetrokken in ‘The Poet’ dat alles behalve poëtisch klonk. Vooral de solo van Ben Wendel (twintig minuten ver in de set en de eerste voor een andere muzikant dan Hamasyan zelf) liet horen dat fijngevoeligheid geen voorwaarde was om door de audities voor de groep te geraken. In stevige power play zonder al te veel oor voor opbouw stormde de saxofonist in volle vaart vooruit, daarbij gedragen door een ontketende ritmesectie: indrukwekkend, maar eendimensionaal.

Plots veranderde de groep het geweer echter van schouder. Met de zweverige melodie van ‘Seafarer’ en een sferische Armeense folksong keerde Hamasyan terug naar het ijle geluid waarmee hij de vorige dagen op het festival te horen was. Kon deze ondraaglijke lichtheid de vorige dagen nog iets van frisheid uitstralen, op zaterdag werd duidelijk dat die toch hoofdzakelijk uit trucjes opgetrokken was. Voor diegenen die dat ook nu nog niet helemaal begrepen hadden, haalde Hamasyan nog maar eens zijn vocale percussie boven en rekte hij de nummers weer eindeloos uit.

Voor het einde van het concert keerde hij terug naar de ingewikkelde structuren van het begin. Hakkende en wisselende ritmes in de begeleiding en een opstomende tenorsax, deze keer zelfs met echo, maakten het plaatje patserjazz compleet. Het kon plots allemaal niet meer op. Het volume werd tot ver in het rood gedreven, een testosterondrumsolo fokte het energieniveau verder op en het publiek mocht onder aanvoering van Sam Minaie vrolijk in de maat meeklappen. Dat het podiumlicht in hetzelfde ritme meedraaide, maakte tenslotte helemaal duidelijk dat de muzikale ambitie al lang het onderspit had moeten delven tegen het sonore geweld dat meer dan een kwartier mocht doorrazen. Imposant en strak bleef het allemaal wel, maar van enige vindingrijkheid, zin voor evolutie, organisch samenspel of warmte was in het Teutoonse geluid niets meer te bespeuren.

Daarmee was meteen het pad geëffend voor Hooverphonic met orkest, de groep rond Alex Callier die de afzeggende Randy Newman moesten vervangen. Nog voor de eerste noot geklonken had, was het optreden van deze popgroep (want daar veranderde de aanwezigheid van enkele strijkers en blazers, gemakshalve het “orkest” genoemd, uiteindelijk niets aan) al het meest omstreden van het hele festival. Via de sociale media hadden heel wat bezoekers en criticasters van het festival hun ongenoegen laten blijken. De argumenten varieerden van “geen jazz” tot “geen niveau”. Voor beide was iets te zeggen, al is het eerste ondertussen al enkele jaren geen bezwaar meer om als slotact van een dag Jazz Middelheim te fungeren.

Hooverphonic (foto: Bruno Bollaert)
Hooverphonic (foto: Bruno Bollaert)
Het tweede is een moeilijker verhaal. Met Dez Mona haalde het festival jaren geleden een popgroep in huis die haar mannetje stond tussen de jazzmusici. Minder geslaagd waren de passages van Jamie Cullum en Lady Linn in 2011 of Buscemi enkele jaren eerder. Ze werden gewogen en te licht bevonden en dat lot moest ook Hooverphonic ondergaan. Uiteraard kon de band een hele jukebox aan soms aanstekelijke hits opentrekken en dat deden ze bijzonder proper, helaas in zowel de positieve als de negatieve betekenis van het woord. Professioneel afgeborsteld en vlot, maar ook glad waren de clichéarrangementen van strijkertapijtjes en de weinig van hun simplisme verhullende piano- en gitaarpartijen waren niet in staat de songs boven hun vluchtige popstatus uit te tillen. Bovendien klonk zangeres Noémie Wolfs af en toe wat onvast en bleek ze niet de stem te hebben om de lagere passages van ‘Sometimes’ warm genoeg te laten klinken.

De hagelwitte kostuums, ongetwijfeld heel stemmig in een luxueuze popcontext, oogden op Jazz Middelheim haast karikaturaal, iets waar ook de bindteksten van Alex Callier (die hoe dan ook zijn liefde voor de jazz wilde belijden) hun steentje toe bijdroegen.

Dat de organisatoren van Jazz Middelheim ter elfder ure en met een oog op de logistieke en budgettaire implicaties voor Hooverphonic gekozen hebben om Randy Newman te vervangen, daarvoor kan begrip worden opgebracht. Helaas bleek de band ook in XL-bezetting geen plaats te hebben op Jazz Middelheim. Dat ze geen jazz speelden, was daarvoor de minst urgente reden.

Meer over Jazz Middelheim 2013 - Dag 3


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.