Het beloofde een mooie dag te worden, die tweede van Follow the Sound. Met drie tot de verbeelding sprekende trio’s en een al even aanlokkelijk duo had de affiche alles om vier maal raak te treffen. En bijna was het nog gelukt ook.

Opener van de twee dag van Follow the Sound was het duo van de Nederlandse saxofonist Jorrit Dijkstra en de Amerikaanse drummer John Hollenbeck die niet meteen bekendstaan als de grofst gebekte muzikanten. De set die ze in deSingel lieten horen, blonk dan ook hoofdzakelijk uit in klankgevoeligheid, waarbij de twee elkaar mooi in evenwicht hielden.

John Hollenbeck
John Hollenbeck
Dijkstra haalde zijn altsax door elektronische apparatuur. De saxklank werd vervorm, getransponeerd, geharmoniseerd, in verschillende lagen gestapeld of uitvergroot, zodat de kleinste klepgeluiden hoorbaar werden en een essentiële rol konden spelen. Daarbij passeerde Dijkstra langs percussieve geluiden, kleine motiefjes die in allerlei richtingen vermeerderd en afgebogen werden, een jazzstandard, geoctaveerde baslijnen à la de brommende saxen van Morphine of (door het gebruik van het EWI – electronic wind instrument) elektronische klanken die nog het dichtst aanleunden bij met een schotelantenne opgevangen intergalactische geluiden.

In deze klankweelde vergat Dijkstra echter af en toe de muziek een duidelijke richting uit te sturen. Meer dan eens bleef hij hangen in een bepaalde sfeer die gelukkig op zich fascinerend genoeg was om de aandacht vast te houden.

Hollenbeck van zijn kant hield het zuiver akoestisch, maar moest qua klankenarsenaal niet onderdoen voor zijn geplugde collega. Door het gebruik van verschillende stokken, motorisch speelgoed dat hem een mooi repeterend geluid bezorgde en allerlei voorwerpen die hij op en naast zijn drumkit gebruikte, kon hij Dijkstra meer dan volgen.

Van zware alchemie tussen de twee was geen sprake: gezamenlijke sfeeropbouw was de drijfveer. Echte opwinding viel in hun set dan ook niet te rapen, maar de verfijning en het uitgebalanceerde geluid compenseerden dit ruimschoots en maakten de set zelf ronduit toegankelijk. Bovendien besloten de twee om er na goed drie kwartier een streep onder te trekken. Het was effectief mooi geweest. En het zou nog mooier worden.

Zoals klassieke festivals kunnen uitpakken met creaties en compositieopdrachten, zo hebben jazz- en improvisatiefestivals hun producties en speciale ontmoetingen. Follow the Sound gaf dit jaar twee jonge Belgen carte blanche en de eerste die het resultaat liet horen was de deeltijds in New York wonende rietblazer Joachim Badenhorst. Badenhorst is een van die muzikanten die in verschillende situaties kunnen overtuigen: als louter klankartiest, als loepzuiver melodicus of als vrij improvisator. Hij verscheen in deSingel in het gezelschap van de Franse percussionist Toma Gouband en de violist-stemkunstenaar C. Spencer Yeh.

Joachim Badenhorst
Joachim Badenhorst
De naam van het festival Follow the Sound verwijst naar een uitspraak van Ornette Coleman: “Follow the sound and we’ll all be in the same room”. Als er een ensemble deze imperatief in klinkende praktijk heeft omgezet, dan was het wel het trio van Badenhorst. Compacter en fijnbesnaarder dan dit driemanschap, worden ze niet meer gemaakt: wie niet vanaf het begin mee was, zal zich sierlijk verveeld hebben, wie wel in het geluid kon kruipen, kreeg veertig minuten onuitgegeven schoonheid te horen.

De meest opvallende figuur was Gouband, zowel auditief als visueel. Gebruik makend van keien, stenen plaatjes en een dennenappel boetseerde hij een adembenemend klankdecor in elkaar. Het gevarieerd tikken en wrijven van de verschillende materialen op diverse oppervlakken met elk een eigen reliëf, zorgde voor filterfijne nuances in kleur, helderheid, toonhoogte en ritme. Eerst sporadisch, daarna in dichtere klankpatronen zorgde hij in combinatie met het lage geluid van een aanrollend onweer van Spencer Yeh voor een klanklandschap dat zo van een cd van Chris Watson zou kunnen komen.

In deze letterlijk natuurlijke omgeving, koos Badenhorst voor een even klankgerichte benadering. Het resultaat was adembenemend mooi en werd verder open getrokken toen Gouband enkele nog van bladeren voorziene boomtakken bovenhaalde die geschud en als slagmateriaal een knap en rijk resultaat opleverden.

Toen het verhaal van Gouband wat uitverteld was, sprongen Bandenhorst en Spencer Yeh in de bres en met hun repeterende formules verschenen de eerste vlagen van melodie. De violist verruilde zijn instrument voor mondgeluiden en Badenhorst veranderde van tenorsax naar klarinet en basklarinet. Al gebruikte hij van dit laatste instrument alleen het mondstuk.

Gouband kwam echter terug. Hij liet zijn natuurlijke materialen voor wat ze waren en streek cimbalen aan met een strijkstok. Niet meteen de grote nieuwigheid onder de zon, maar in tegenstelling tot het gros van zijn collega’s ontwikkelde hij er een eigen taaltje mee, waarin verschillende muzikale kenmerken hun plaats kregen. Extra cimbaaltjes op de aangestreken cimbaal en gecontroleerde ritmische figuren stelden hem in staat om met heel beperkte middelen aan te sluiten bij zijn collega’s.

Het optreden van Badenhorst, Gouband en Spencer Yeh was de kwadratuur van dat van Dijkstra en Hollenbeck: nog meer uitgepuurd en nog subtieler. Bovendien ook nog korter, want het trio pitste nog eens vijf minuten af van de setduur van hun voorgangers. Sound ging hier boven melodie, ritme en dynamiek. Of beter: het bracht alles samen in een organisch geheel.

What goes up, must come down. Zelden was een gemakkelijk gezegde meer van toepassing dan bij de overgang van het tweede naar het derde optreden van de tweede dag van Follow the Sound. Na Buis en Goudbeek gisteren, was het nu de beurt aan Sun Ra veteraan Marshall Allen (die meer dan drie decennia trouw dienst deed bij de pianist en na diens dood de leiding van het orkest overnam) om aan te treden in een Sun Ra Special. Hiervoor werd hij in een trio geplaatst met bassist Trevor Dunn en de Nederlandse drummer Han Bennink.

Als het ooit eerder gebeurd is, moet het lang geleden zijn, maar de concerten dat Bennink niet het gekste mannetje op het podium was, zijn op (g)een hand te tellen. In deSingel had hij echter geen schijn van kans tegen de 87-jarige Allen. Met goudkleurige jas en glittergouden petje was het onmogelijk naast de krasse Amerikaan te kijken. Jammer genoeg was dat de enige schittering waarvoor Allen zorgde.

Marshall Allen
Marshall Allen
De blazer was te horen op altsaxofoon en EVI (electronic valve instrument). Dit laatste leent zich doorgaans voor neuzelende behangjazz, maar Marshall benutte het (en dan vooral de draaiknop waarmee snel van register gewisseld kon worden) voor het produceren van spacey geluiden die nog het meest deden denken aan de geluidsband van oude sciencefiction films. Muzikaal was hij echter al even geloofwaardig en overtuigend als de ruimteschepen die in die oude films met draadjes voortbewogen werden. Door steeds hetzelfde trucje te laten horen leek hij eerder de kosmische kant van Sun Ra te parodiëren dan er een eerbetoon aan te brengen.

Op altsax verging het hem amper beter. Voor het spelen van hoog piepende en jankende uithalen gebruikte hij uitsluitend zijn linker hand, waardoor de rechtse vrijgelaten werd om te gesticuleren. Wanneer hij die rechterhand toch gebruikte om kleppen te bedienen belandde hij in het middenregister. Helaas was zijn vocabularium hier eveneens beperkt tot enkele routines die tot in den treure herhaald werden.

Dan verging het Dunn en Bennink beter. Zowel in de stevigere als in de zachtere passages vonden de twee elkaar snel en lieten ze de muziek mooi open en dicht vouwen. Dunns stevige toon en dito techniek konden een antwoord bieden op een Bennink die opvallend muzikaal en energiek uit de hoek kwam. Marshall Allen liep echter dwars door de samenspraak van zijn collega’s, waarbij hij hier en daar even kon inpikken, maar al even snel de rol moest lossen.

Dat belette hem echter niet om te blijven spelen. Blijkbaar was dit zelfs voor Bennink op een gegeven moment voldoende. Na een overduidelijk eindpunt groette hij het publiek en zijn collega’s en maakte hij aanstalten om het podium te verlaten. Hij kreeg de deur naar de gang echter niet meteen open en moest rechtsomkeer maken, terwijl Allen (die duidelijk zin in meer had) opnieuw een rondje more of the same inzette. Dunn zag zich verplicht nog een ritje mee te rijden. Bennink nam dan maar plaats achter de piano, sloeg even een dijk van een cluster aan, gooide later zijn drumsticks naar zijn drumstel, maar zag uiteindelijk geen andere uitweg dan nog even mee te spelen.  Het kan allemaal interpretatie van een luisteraar zijn, maar Bennink heeft er op het einde van een concert al gelukkiger uitgezien.

De eer om de tweede festivaldag af te sluiten, was weggelegd was voor de meest vaste klant die Follow de Sound kent. Zoals Toots Thielemans als peter van Jazz Middelheim elk jaar op de affiche van het zomerfestival staat, zo duikt de Antwerpse pianist Fred Van Hove steevast op in de programmatie van het vrijere en kleinere broertje. Van Hove is niet voor niets oprichter en jarenlang leider van het Free Music Festival, de voorloper van  Follow the Sound. Gelukkig is dat niet de enige reden waarom hij steeds op een prominente plaats in het festival gezet wordt. Dat de pianist met zijn 74 nog steeds to the point is, bewees hij ook dit jaar weer, nu in het gezelschap van laptopartieste Ikue Mori en vocaliste Maja Ratkja.

Fred Van Hove
Fred Van Hove
Van Hove zette persoonlijk de set in met een stevige cluster, maar was daarna en voor de rest van het optreden de volleerde muzikale gentleman voor zijn vrouwelijke collega’s. Niet dat hij zich als deurmat liet behandelen, maar hij schikte zich uiterst muzikaal in het genuanceerde geluid van Mori en Ratkje. Die twee klonken bij momenten als een muzikale tweeling. De elektronisch vervormde zang-, spreek-, schreeuw- of murmelstem en de rinkelende belletjes van Ratkje sloten bij momenten zo naadloos aan bij de schilfers, schijfjes en scherfjes zuivere elektronica van Mori, dat het leek alsof het werk van de twee uit dezelfde laptop, dan wel dezelfde strot kwam. 

Zuiver romantisch of sprookjesachtig werd de muziek nooit, maar een sensitiviteit en kleurgevoeligheid leek de muziek een haast “vrouwelijk” aura te geven. Van Hove voelde zich er duidelijk goed in thuis en sloot speels en bij momenten impressionistisch aan. Wanneer hij besloot om even het geluid te verlaten, deed hij dit bijzonder attent: niet door er plots tussenuit te knijpen, maar door zorgvuldig op te lossen in het geluid van de dames.

Hoe goed de communicatie tussen de drie zat, was vooral duidelijk in het eerste deel van de set. Een kleine hint van een van hen was voldoende voor de anderen om te volgen. Bij momenten leek het wel alsof de drie een op voorhand uitgeschreven partituur aan het interpreteren waren. Bovendien konden deze verschuivingen elkaar snel opvolgen, waardoor het geluid levend en beweeglijk bleef. Naarmate het optreden vorderde, kozen de drie voor langere bogen en nam de directe communicatie wat af ten voordele van een constantere lijn. Vlak voor het einde van het eerste deel werd het beweeglijke triospel echter opnieuw bovengehaald, waardoor dit veertig minuten durende stuk tot een logisch geheel gesmeed werd.

Voor het laatste deel van het optreden haalde Van Hove als vanouds zijn accordeon boven. Helemaal in de lijn van zijn charmante pianospel, liet hij het groots laten openvallen van het instrument voor wat het was en trippelde hij er mee door de fraaie klankcombinaties van Ratkje en Mori. Een van de iconen van de vrije improvisatie als  muzikaal charmeur, wie had dat bij zijn aantreden in de jaren ’60 durven denken?

Meer over Follow the Sound 2011 – Jorrit Dijkstra & John Hollenbeck, Joachim Badenhorst; Marshall Allen; Fred Van Hove, Ikue Mori & Maja Ratkje


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.